LEESFRAGMENTEN VAN HET SCHRIJVERSCOLLECTIEF Wie zijn we? Het idee van Het Schrijverscollectief ontstond uit de zegswijze ‘alleen is maar alleen’. Als schrijver van eigen bodem is het bijvoorbeeld enorm duur of zelfs haast onmo-gelijk om een stand te financieren op een event. In je eentje verlies je dan meer dan dat je wint.Toen ikzelf werd geconfronteerd met dit probleem, besloot ik om de schrijvers in mijn vriendenkring eens aan hun mouw te trekken. En wat bleek? Zij hadden net hetzelfde probleem als ik. Al snel vloeide uit onze gezamenlijke frustratie het idee om samen naar events te trekken en op die manier het betaalbaar te houden voor ieder-een.De één had tenten, de ander tafels en stoelen en iedereen had zijn eigen boeken. En zo werd Het Schrijverscollectief geboren. Met magische boeken van eigen bodem schuimen we doorheen het jaar zoveel events af om onze verhalen te delen met nieuwe lezers en oude vrienden.In onze tent is het altijd supergezellig en heerst er een sfeer van behulpzaamheid. We zien elkaar niet als concurrenten maar als vrienden en collega’s. Zo maken we aan het begin van elk event bladwijzerpakketjes van iedereen aanwezig op onze stand. Bij elk boek dat verkocht wordt, gaat er zo’n pakketje mee. Ook verwijzen we lezers naar elkaar door als we merken dat hun interesse ergens anders ligt dan bij onze eigen boeken.Dit E-book staat vol met leuke interviews en leesfragmenten van onze verhalen. Neem het dus rustig in het zonnetje of op de bank eens door. Op die manier kan je een bezoekje aan ons voorbereiden door zelf te ontdekken welke boeken nu net bij jou passen. Dus mocht je onze creatieve groep binnenkort tegenkomen op een event? Kom dan zeker eens langs! En mocht je zelf nog een idee hebben voor een event of ben je een schrijver die zich bij ons wil aansluiten? Ook dat mag je altijd even laten weten. Meaghann Baeken/Morgan Blade, Initiatiefneemster van Het Schrijverscollectief Vlaamse fantasy, een fantasie? Fantasy en Vlaanderen, dat zijn twee dingen die in het verleden niet altijd even goed samengingen. Ook vandaag valt er nog een heuse strijd om erkenning te voeren. Over de oorzaken ga ik het hier niet hebben, want die zijn heel divers. Als je als Vlaams fantasy-auteur lezers met de zoveelste vertaalde succestrilogie uit de VS aan de slag ziet, zakt de moed je eerlijk gezegd soms in de schoenen. En ook wanneer je, voor de zoveelste keer, te horen krijgt van een lezer ‘ik lees enkel Engelse boeken’. Ergens leeft het halsstarrige misverstand dat wat ‘van overzee’ komt, beter zou zijn. Maar is dat echt zo? Een kind eet meestal wat hij leert eten. En het is een feit dat grote uitgeverijen ons lezersbord de afgelopen decennia voornamelijk hebben vol gesmeten met vertaalde werken. Dat is handig voor hen want zo’n boek heeft al een behoorlijke test op de markt achter de rug. Het resultaat is een beetje als een ijsberg. We krijgen een aanbod vertaalde werken op ons bord, die eigenlijk slechts een topje van de ijsberg zijn van wat in het buitenland, en vooral de VS, aan fantasy op de markt komt. Vaak is het belangrijkste criterium voor vertaling de verkoopcijfers van die boeken. En die zeggen niet altijd iets over de kwaliteit van een werk.Vroeger vond je nauwelijks Vlaamse fantasy-auteurs bij grote uitgevers. Omdat er weinig vraag was naar ons werk, bestonden er bij de grote uitgeverijen geen fantasy-fondsen voor eigen auteurs. Gelukkig zien we de laatste jaren een grote verschuiving!Enkele grote Vlaamse uitgevers zijn een kwalitatief fantasy-fonds aan het samenstellen, wat tot voor enkele jaren ondenkbaar was. Er beweegt ook veel bij de Vlaamse fantasy-auteurs. Toegegeven, wij zijn nog steeds met weinigen. Maar stilaan heb ik Vlaanderen de laatste jaren op de fantasy-trein zien springen die in het buitenland al volop op snelheid is.Het inrichten van fantasy-fairs en conventies is overgewaaid vanuit Nederland naar Vlaanderen, bijvoorbeeld. Deze events trekken elk jaar meer bezoekers. En vele initiatieven komen van de auteurs zelf, zoals het e-magazine dat jij nu aan het lezen bent.Onze jongeren lezen veel meer fantasy dan men dacht, maar kennen nog steeds weinig van onze eigen auteurs. Hetzelfde gaat op voor de bibliotheken, en hun aanbod. Maar ook hier veranderen dingen op een positieve manier. Vorig jaar kreeg ik de specifieke vraag bibliothecarissen wegwijs te maken in het Nederlandstalige fantasy aanbod. Men kende onze eigen auteurs niet. Ik ben graag op hun vraag ingegaan, en had al snel een vijftigtal auteurs gevonden!Ook het Vlaams Letterenfonds wil vandaag het genre steunen, iets wat een heel grote, positieve stimulans is voor ons. Vorig jaar kreeg ik als eerste auteur een stimuleringsbeurs om een fantasyboek te schrijven, iets wat zelfs veel grote uitgeverijen voor onmogelijk hielden. Ik hoop dat veel auteurs mijn voorbeeld volgen, en ook literaire erkenning voor hun werk kunnen krijgen.Met andere woorden: het gaat goed met het Vlaamse fantasygenre. Vandaag zijn we zover gekomen dat enkelingen erin slagen hun werk vertaald te krijgen en in de VS gepubliceerd geraken. Opvallend daarbij is dat het vaak niet om epische fantasy gaat. Als ik mensen vraag “noem mij eens een fantasyboek” dan komen we heel vaak uit bij “Lord of The Rings”, en “Game of Thrones.”Beide zijn voorbeelden van het subgenre dat het bekendste is geworden: de epische fantasy, vaak in een middeleeuwse tijdsgeest. Fantasy is echter véél meer dan dat, en daar ligt de kracht van Europese auteurs. Maar ook van Afrikaanse, Chinese, Japanse, etc. fantasy auteurs.Vandaag laten we je kennismaken met werk uit diverse fantasy-stromingen, en tegelijk leer je onze auteurs kennen. Dompel je onder in onze werelden, unieke verhalen, ándere verhalen. En op onze beurt hopen wij jou te mogen verwelkomen in onze tent van het Schrijverscollectief, zodat wij ook jou leren kennen. Tot dan! Pen Stewart YOUNG ADULT FANTASY Achter de boeken met Morgan Blade Meaghann Baeken (1993) woont in Bunsbeek, België, waar ze al op jonge leeftijd de smaak van het schrijven te pakken kreeg. Ze koos voor het pseudoniem Morgan Blade om haar onzekerheid de baas te zijn, maar behield wel haar initialen. De inspiratie voor haar debuut ‘Muse Academy en het geheim van Helikon’ vloeide voort uit haar interesse voor Griekse mythologie en de droom van een plek waar creatieve zielen zichzelf kunnen zijn. Naast het neerpennen van alle verhalen in haar hoofd, is ze ook bezig met een studie journalistiek en is ze de initiatiefneemster van Het Schrijverscollectief.Omschrijf jezelf in één zin. Een geeky, creatieve duizendpoot met een hart voor dieren en een te grote fantasie die verslaafd is aan schrijven. Van welke boeken kennen we je? Vo orlopig kan je mijn pseudoniem terugvinden op twee boeken: ‘Muse Academy en het geheim van Helikon’ en het vervolg ‘Muse Academy 2: Zwarte magie’. In deze avontuurlijke Young Adult speelt creativiteit, vriendschap en Griekse mythologie een grote rol. In totaal zal deze reeks maar liefst zes delen krijgen. In oktober 2019 verschijnt er dan weer een nieuwe Young Adult van mijn hand, namelijk ‘Het Waarom moeten we je boek volgens jou lezen?‘Muse Academy’ is een echt old school avonturenverhaal. Het gaat over een groep jonge vrienden die doorheen het verhaal groeien als persoon maar ook als groep. Vriendschap en creativiteit staan centraal samen met de legendes uit de Griekse mythologie. Houd je dus van avontuur met de nodige dosis humor of van een verhaal dat lekker vlot wegleest en je even mee naar een andere wereld neemt? Dan is ‘Muse Academy’ zeker iets voor jou. Ben je al nieuwsgierig? Dan heb ik goed nieuws, want het allereerste hoofdstuk van boek één kan je hieronder terugvinden als klein voorproefje.Apocalypsverbond’. Dit verhaal volgt de jonge heks Lux die veel te vroeg aan haar einde komt maar een tweede kans op leven krijgt van Dood. Alleen moet ze die kans wel verdienen. Muse Academy 1: Het geheim van Helikon Proloog 1. De zilveren en gouden boemerangStel je voor:Je bent zestien jaar jong (altijd de optimist) en je hebt net je vierde jaar van het middelbaar achter de rug. Succesvol moet ik er nog bijvoegen. Ja, je eindexamens waren perfect met hier en daar misschien een kleine uitzondering maar al bij al, je bent geslaagd. Laat de zomer dus maar komen!Uitslapen gevolgd door lekker luieren in je hangmat in de tuin met een goed boek. Een muziekfestival of twee meepikken. Een baantje nemen om wat geld te sparen voor die citytrip die je plant te maken midden augustus. En natuurlijk zeeën van tijd voor je meest geliefkoosde hobby. Tot zover valt het nogal goed mee om je dit voor te stellen, niet? Maar nu komt het...Midden juli belandt er een brief in de brievenbus gericht aan jou en niet je ouders. Het is een zilveren envelop met je naam en adres keurig geprint op een wit label in zilveren inkt. De achterkant is verzegeld met een chic uitziend zegel. Een sticker, merk je na enig onderzoek. De sticker is in contrast tot de envelop goud en bestaat uit een zon met kronkelende zonnestralen en in het midden van de zonnecirkel is een elegante zilveren ‘M’ en een even elegante en zilveren ‘A’ in elkaar verweven.In deze nogal opzichtige envelop zit natuurlijk een brief die –verrassing!- ook in zilveren inkt is gedrukt. De brief feliciteert je met je toelating tot Muse Academy, een kunstschool gelegen op een Grieks eiland genaamd Helikon. Bijgevoegd zijn er ook nog twee vliegtickets. Eén van je thuisland naar Athene in Griekenland, gevolgd door eentje van Athene naar Helikon zelf.Je hebt echter nog nooit van Muse Academy gehoord, laat staan dat je wist dat het bestond. Je applicatie voor deze school is dan ook een mysterie voor jezelf alsook voor je ouders. Als er iets is wat de mensheid meer haat dan vrieskou dan zijn het wel mysteries. Je besluit dus om de brief met envelop, zegel en al regelrecht in de prullenbak te gooien en herneemt je zomerse plannen. Groot is dan ook je verbazing wanneer diezelfde envelop de volgende morgen ongekreukt en scheurvrij gewoon weer op je nachtkastje staat te pronken, leunend tegen je nachtlamp. Drie dagen na elkaar probeer je jezelf te bevrijden van de duivelse brief maar keer op keer is hij daar weer de volgende morgen. Je zou voor minder beginnen te denken dat je gek aan het worden bent...Je geeft het uiteindelijk op en besluit om toch wat meer research te doen over deze kunstschool. Lang leve de eenentwintigste eeuw, computers en Google! Aangezien aardrijkskunde nooit echt je forte is geweest en Helikon je niet echt bekend in de oren klinkt, begin je je zoektocht bij de naam van het eiland. Je typt de naam in de zoekbalk, drukt enter en vervolgens komt de boodschap ‘geen zoekresultaten’ op het computerscherm samen met Google’s suggestie: ‘Bedoelde u ‘helikopter’?’. Wanneer het machtige internet faalt, is er nog maar één ding dat je kan doen. Mama en papa. Je schuift de brief terug onder hun neus en haalt hen over om toch eens naar het infonummer te bellen. En wat blijkt? De school lijkt toch echt te zijn!Mijn naam is Imogen Parker, al noemt iedereen me Imp, en ik ben geboren en getogen in L. A.. Voor degene die echt heel slecht zijn in aardrijkskunde, dat ligt dus in Amerika. Mijn hobby –volgens mijn ouders en een handvol van vrienden mijn talent- is schrijven. Verhalen, gedichten, speeches, essays, artikels voor de schoolkrant of voor mijn blog... Als het met woorden te maken heeft, ik doe het. Hoe dan ook... De bovenstaande ‘stel-je-voor’ situatie is mij echt overkomen. Wat zou jij doen moest dit jouw verhaal zijn? Zou je gewoon je koffers pakken, het vliegtuig opspringen en naar de andere kant van de wereld reizen om naar een school te gaan waar je nog nooit van hebt gehoord en die geen enkel digitaal spoor heeft? Of zou je gewoon de boemerang brief laten staan op je nachtkastje voor altijd, hem en de inhoud negerend voor de rest van je leven? Eerlijk toegegeven, optie twee klinkt zeer aanlokkelijk... Maar het is niet degene die ik gekozen heb. Nee. Voor één keer in mijn leven heb ik gekozen voor het avontuur, voor het onbekende. En laat me je dit zeggen... Tot nu toe heb ik er nog steeds geen spijt van. 2. Pegasus Airlines De aandacht die ik kreeg op het vliegtuig van L.A. naar Athene maakte me een beetje ongemakkelijk. Ik ben iemand die niet graag in de spotlight staat en het liefst opgaat in de schaduwen van het sociale leven. Wanneer je echter een vlucht als minderjarige neemt in je eentje van Amerika naar Europa... Dan zijn er geen schaduwen om je in te verstoppen. Ik was dan ook maar wat blij het moment dat de piloot zijn stem over de intercom weerklonk met de vraag of we onze gordels konden aandoen aangezien we gingen landen. Uit het raampje ving ik mijn eerste glimpen op van Griekenland dat tevoorschijn dook van onder het wolkendek. Het had iets mysterieus, iets... Magisch. Eens uit het vliegtuig begon ik mijn jacht voor mijn bagage. De donkerblauwe lintjes die ik aan mijn koffers had geknoopt maakten het makkelijk om ze te spotten op de loopband der bagage. Ze eraf krijgen was iets moeilijker sinds ik een meester propper ben en dit keer papa niet bij had om de loodzware bijwerking van mijn zwarte band inpakmethode te dragen. Gelukkig was er een man die me zag vechten met de grootste van mijn koffers en aanbood me te helpen. Gewapend met mijn koffers, twee volgepropte sportzakken en mijn rugzak die fungeerde als mijn handbagage ondernam ik het tweede deel van mijn missie op de luchthaven van Athene: het vinden van mijn connectievlucht. Mijn blauwe ogen schoten op en neer van mijn vliegtuigticket naar de borden van de luchtvaartmaatschappijen. Ik zocht een blauw logo van een gevleugeld paard... Ik liep de hele hal door en vond uiteindelijk een balie met het logo helemaal op het einde. Terwijl ik me parkeerde in de lijn van wachtenden om in te checken, viel me er iets vreemds op. Iedereen die hier stond te wachten aan de balie van het gevleugelde paard, iedereen die zat te wachten in de wachtruimte van deze luchtvaartmaatschappij, iedereen leek niet ouder dan zestien. Geen ouders, geen chaperons,... Buiten de vrouw achter de balie die ergens in haar midden dertig was, waren het allemaal tieners. ‘Kraanvogel?’. De vreemde vraag zorgde ervoor dat ik terugkwam van dromenland en me focuste op de persoon die voor mij in de rij stond te wachten. Een meisje, een centimeter of drie kleiner dan ik. Haar bleke huid was een contrast met haar warme bruine ogen en haar zwarte haren die in een moderne bob waren geknipt. Ze was van Aziatische afkomst zonder twijfel en dat onderstreepte ze met de zwarte kimonotop met in het rood een patroon van vlinders die ze droeg. Maar wat het meeste de aandacht trok was haar keuze voor... Ongewone accessoires. De haarspeld met bloemen die ze had vastgepind op de zijkant van haar hoofd, haar oorbellen, zelfs haar armband was allemaal gemaakt van origami. Over origami gesproken... Mijn ogen dwaalde af naar haar uitgestrekte hand waarop een kraanvogel ruste, gevouwen uit zacht paars gekleurd papier met witte spikkels. ‘Euhm... Tuurlijk.’antwoordde ik een beetje onwennig en nam het gevouwen figuurtje van haar aan. ‘Het zal je geluk brengen.’beloofde ze me. ‘Tenminste, dat is wat er wordt gezegd bij ons in Japan... Hoe dan ook... Ga jij ook naar Muse Academy?’.‘Ik denk wij allemaal.’ zei ik terwijl ik langzaam weer om me heen keek naar de nog steeds groeiende groep van tieners. ‘Is het niet vreemd dat alle passagiers tieners zijn? Ik bedoel, niemand lijkt hier ouder dan zestien.’.‘Huh... Was me nog niet opgevallen. ’gaf het meisje toe voordat ze enkele stappen vooruit nam aangezien de rij in beweging kwam. ‘Nu ja, het is niet veel vreemder dan plots een brief in de bus te krijgen met een toelating tot een kunstschool waar je nog nooit van hebt gehoord...’. ‘Wacht... Jij hebt ook nooit een toelatingstest of wat dan ook gedaan om tot Muse Academy te worden toegelaten?’. Het Japanse meisje schudde haar hoofd, haar papieren accessoires wiegden mee in de plotse beweging. ‘Ik kan me ook niet echt inbeelden dat een kunstschool me zou toelaten met mijn talent voor origami, hoe geweldig het ook is.’mompelde ze voordat ze me een warme lach schonk die haar ogen deed stralen. ‘Nu ik er aan denk! Ik heb me nog niet eens voorgesteld! Klein draakje in de winter.’. Ze boog haar hoofd in een soort van groeting. ‘Nog een keer?’ vroeg ik verward. Wie noemt zijn kind nu ‘klein draakje in de winter’? Het meisje lachte, een hoog maar schattig gegiechel dat me op de een of andere manier deed denken aan elfjes. ‘Mijn naam is Kaida Fuyu.’vertelde ze me. ‘Kaida betekent ‘klein draakje’ en Fuyu betekent ‘winter’. Dus heet ik eigenlijk ‘klein draakje in de winter’. Of ‘klein winter draakje’ kan ook.’.‘Wel, ik ben Imogen Parker. Geen idee wat dat betekent.’gaf ik toe. ‘Maar mijn vrienden noemen mij Imp. Je weet wel, de ‘Im’ van Imogen en de ‘p’ van Parker...’. ‘Als we ons toch allemaal aan het voorstellen zijn, ik ben Aeon.’een andere stem, deze met een Brits accent, dook op in ons gesprek. ‘En in het geval je het nog niet doorhad, ik kom van Engeland.’.‘Aeon.’ berispte een jongensstem, ook met een Brits accent. ‘Hoe vaak moet ik nog zeggen dat het heel onbeleefd is om andere mensen hun conversatie te onderbreken, zeker wanneer je ze niet kent?’.Kaida en ik draaiden ons om, alleen om oog in oog te komen met het duo dat achter mij in de rij stond aan te schuiven. Als het gedeelde Britse accent het niet had weggeven dat deze twee broer en zus waren, dan was het wel hun uiterlijk. Beide hadden zwart haar en groene ogen. Het meisje –Aeon- droeg haar haar halflang tot voorbij haar schouders. De punten waren geverfd in een diep rood dat afstak tegen haar compleet zwarte outfit van een halter top, zwarte skinny jeans en zwarte sneakers. Haar nagels hadden dezelfde tint rood en ze had een aura rondom haar dat schreeuwde: rockchick!Ken je van die mensen die gewoon opstaan en hun haar ligt perfect zonder dat ze er iets aan moeten doen? Dat was het geval met de jongen van het gezelschap. Zijn haar was een beetje in de war maar op een manier dat het perfect was. Zijn kledij sloot aan bij zijn zus en haar rockchick imago, al leek hij het te houden met een fluistering van ‘rocker’ en geen schreeuw.‘En dit is mijn tweelingbroertje Milo.’introduceerde Aeon hem en sloeg een arm over zijn schouders. ‘Of zoals ik hem noem, Mice. Hij is te slim voor zijn eigen goed en te verlegen naar mijn zin, maar geef hem een kans en je zal zien dat hij nog niet zo erg is.’. Milo rolde zijn ogen, duidelijk niet onder de indruk van zijn zus en haar commentaar.‘Vergeef mijn zus en haar brutale mond.’sprak hij met een glimlach. ‘Ze kan er niets aan doen. Zie je, zij is als eerste geboren en de genen van ‘goede manieren’ zijn ze vergeten te programmeren bij haar. Ze hadden meer geluk met mij.’. Aeon stompte haar broer met haar vuist in de arm. ‘Au.’zeurde Milo, al kon ik me moeilijk inbeelden dat het echt pijn had gedaan. Kaida en ik lachten om de interacties van de tweeling voordat Miss Origami ook hen een kraanvogel aanbood. ‘Nice.’mompelde Aeon met een knik terwijl ze de bloedrode kraanvogel bestudeerde. ‘Kraanvogels zijn een symbool van geluk in Japan.’opperde Milo, zijn vingers glijdend over de vouwen van het donker blauwe papier waaruit zijn kraanvogel was gevouwen. ‘Volgens de legende zal je diepste wens uitkomen wanneer je duizend kraanvogels vouwt.’. ‘Legende, inderdaad.’sprak Kaida met een zucht. De vrolijkheid in haar stem was gedaald tot een serieuzere, ietwat droevige toon. ‘Ik heb het geprobeerd, meer dan eens. Mijn wens is nooit uitgekomen. Dus, nu gebruik ik ze als visitekaartjes.’. Ze reikte naar Milo’s kraanvogel en duwde de vleugels open. Daar, in een heel fijn handschrift was Kaida’s naam te lezen samen met haar gsm-nummer en e-mailadres. ‘Dat is zo cool.’zei Aeon. ‘Kan je ook een gitaar vouwen? Want dat zou het geweldige visitekaartje zijn voor mij de dag dat ik ontdekt word.’. ‘Als je ontdekt wordt.’herinnerde Milo haar wat hem weer een stomp in de arm koste. Aeon stak haar tong uit naar hem om haar ongenoegen nog meer te laten blijken. ‘Ik heb alvast meer kans met mijn repertoire dan jij met je saaie gitaar en piano.’merkte ze op. ‘Mag ik je er aan herinneren dat jij ook gitaar en piano speelt?’verdedigde Milo met een grijns die werd versterkt door zijn gekruiste armen. ‘Eén, ik speel elektrische gitaar en geen saaie akoestische versie waar jij zo graag op tokkelt.’antwoordde Aeon. ‘Twee, de reden waarom ik piano kan spelen is omdat we beide door mam en pap naar de muziekschool zijn gestuurd vanaf ons vijfde.’. ‘En omdat Avril Lavigne ook gitaar en piano speelt...’mompelde Milo. Dit keer koos Aeon om haar tweelingbroer een vernietigende blik toe te werpen waarvan zelfs ik rillingen kreeg. ‘Avril Lavigne’s muziek is goed.’zei ik zachtjes wat Aeon meteen deed vergeten dat ze op het punt stond om haar broertje te wurgen. ‘Yes! Een andere Avril fan!’juichte ze. ‘Ze is mijn grote voorbeeld, mijn idool! Mijn droom is om ooit haar voorprogramma te zijn.’. ‘Mijn droom is om enig kind te zijn...’sprak Milo. ‘Maar je ziet mij geen poster van dat boven mijn bed hangen.’. Zijn grapje viel in de smaak bij Kaida en mij terwijl Aeon deze keer haar groene ogen rolde. ‘Alsof je ooit zonder mij zou kunnen.’merkte ze op. ‘Waar.’gaf hij toe met een glimlach en botste met zijn schouder tegen die van zijn zus die lachte om het gebaar. Iets zei me toen al dat dit schooljaar alles behalve normaal zou zijn met deze drie rondom me.In het vliegtuig naar Helikon zat ik naast Kaida terwijl de tweeling achter ons zat. Het opgewekte gezoem van tieners die haastig met elkaar praten vulde de hele metalen vogel. De meeste gesprekken gingen over de mysterieuze school waar onze reis ons naar zou toebrengen, andere dan weer over de laatste roddels die in de magazines aan bod waren gekomen.In het vliegtuig naar Helikon zat ik naast Kaida terwijl de tweeling achter ons zat. Het opgewekte gezoem van tieners die haastig met elkaar praten vulde de hele metalen vogel. De meeste gesprekken gingen over de mysterieuze school waar onze reis ons naar zou toebrengen, andere dan weer over de laatste roddels die in de magazines aan bod waren gekomen. Mijn ogen waren vooral bezig met het bijhouden van de pijlsnelle bewegingen die de handen van Kaida maakten terwijl ze een ordinair stuk geel papier omtoverde tot een origami gitaar. ‘Hoe doet ze dat?’fluisterde Aeon geïntrigeerd, haar hoofd rustend op de rugleuning van mijn stoel. ‘En zo snel?’voegde Milo toe, hij in dezelfde positie als zijn zus alleen leunde hij bovenop Kaida’s stoel. Het moment dat de gitaar compleet klaar was gaf ze hem aan Aeon met een brede glimlach voordat ze een map met verschillende vakken uit haar schoudertas haalde. Het moment dat Kaida de elastiek rondom de licht groene map gedecoreerd met kleine schattige pandabeertjes haalde en de map opendeed, realiseerde ik dat het hele ding was gevuld met papier in alle kleuren, motieven en maten. ‘Nog verzoekjes?’vroeg ze en keek ons elk met haar grote bruine ogen om de beurt aan. ‘Een leeuw?’stelde Milo voor.‘Een lotus.’probeerde ik. ‘Een versterker!’zei Aeon. Al onze ogen vielen op het meisje met de rode lokken in haar haar. ‘Wat?’vroeg ze. ‘Het gaat mooi samen met de gitaar.’. Milo en ik rolde onze ogen terwijl Kaida giechelde. Voordat de origami goochelaar de kans kreeg om één van de ideeën te vouwen, weerklonk er een stem over de intercom. ‘Beste passagiers, dit is uw piloot.’zei de mannelijke stem. ‘We gaan zo landen op het eiland Helikon dus keer alstublieft terug naar uw zitplaats en zorg dat alle losliggende voorwerpen terug in uw handbagage of in één van de voorziene vakken zijn opgeborgen. Bij deze dank ik u voor het kiezen van Pegasus Airlines en ik hoop dat u een aangename vlucht hebt gehad.’. Het lichtje met het logo dat zei ‘gordels om’ begon te knipperen en iedereen klikte zijn gordel vast zoals het hoorde. ‘Kauwgom?’bood Milo Kaida en mij aan. Dankbaar namen we er elk één. Geen van ons had zin in oorsuizingen tijdens het info-uurtje van de school. Uit het raam zag ik hoe we door het wolkendek doken en hoe langzaam een nogal groot eiland zichtbaar werd. ‘Wow.’ademde Aeon. ‘Gaan we daar naar school?’. ‘Ik denk het wel.’antwoordde ik bij het zien van het bekende logo van Muse Academy dat was aangelegd in honderden struiken zodat het zichtbaar was vanuit de lucht. Ik was niet de enige die het logo had opgemerkt. ‘Dude, dat logo is groter dan mijn hele huis!’riep een jongen meer naar de voorkant van het vliegtuig uit. ‘Ik zou daar geen tuinman willen zijn...’zuchtte een ander. ‘Impressionant.’concludeerde een meisje dat ergens achter mij zat. Misschien was het maar goed dat we toen nog niet wisten dat we nog meer wow-dingen zouden zien. Dingen waarbij het indrukwekkende logo dat te zien was uit te lucht maar klein leek. De oorlog tussen licht en duisternis gaat verder... Na een magisch eerste semester op Helikon keren Imogen en haar vrienden terug naar huis voor een rustige kerstvakantie. Die rust wordt al snel onderbroken wanneer Imogen het Orakel van Delphi in eigen persoon ontmoet en ze haar een nieuwe voorspelling voorschotelt. Er hangt duistere magie in de lucht wanneer extreme weersomstandigheden Kerst overal ter wereld bedreigen. En waarom krijgen de negen vrienden elk dezelfde droom over een jongen met spookachtig groene ogen? Samen met Epps gaat de groep noodgedwongen op avontuur buiten Muse Academy om Olympus en de wereld tegen een nieuwe bedreiging te beschermen. De reis brengt hen op onverwachte plaatsen, brengt nieuwe vrienden én vijanden op hun pad maar ook oude bekenden komen uit de duisternis gekropen. - Lezing ‘Muse Academy’:Tijdens deze lezing vertel ik over hoe ik de schrijfmicrobe te pakken kreeg en ‘Muse Academy’ tot stand kwam.- Start to blog!: Hoe begin je met een blog? Waarover kan je allemaal bloggen en zijn er regels? Dat en veel meer kom je te weten in deze infosessies. - Workshop ‘Ken je personages’:Interactieve workshop met tips & tricks over hoe je nu een geloofwaardig personage creëert. Na de theorie daag ik jullie uit tot de praktijk en mag je je eigen ‘Muse Academy’ personage in elkaar puzzelen. - Workshop ‘Zoeken naar creativiteit’: Een leuke workshop waar we samen zoeken naar creativiteit aan de hand van enkele oefeningen die je creativiteit terug laten stromen. - Workshop ‘Unicorn dromenvanger maken’: Een creatieve workshop van rond de twee uur waar ik samen met jou een kleurrijke unicorn dromenvanger maak. - Workshop Boekbinden: Een creatieve workshop van een halfuurtje tot drie kwartier waar ik je leer hoe je zelf een leuk schriftje kan maken. Workshops Achter de boeken met Dries Dereymaeker De achttienjarige Dries Dereymaeker komt uit Erpe-Mere. Naast zijn passie voor voetbal en voor Kazou houdt hij ook van schrijven. Hij vindt het fantastisch om af en toe te kunnen wegdromen in de wereld van een goed boek of een goede film. Dat heeft ook de aanzet gegeven tot zijn eerste eigen werk. Hij hoopt hiermee een verhaal te creëren waar zijn lezers in kunnen wegvluchten als daar even nood toe is.Omschrijf jezelf in één zin. Een sociale, vrolijke jongen die houdt van een goede film of een goed boek om eens volledig in weg te dromen.Van welke boeken kennen we je? Voorlopig ken je mij enkel van het jeugdboek “Erin-di”. Erindi is tot stand gekomen toen ik zelf nog op de schoolbanken van het middelbaar zat. Na een opdracht Nederlands omtrent verhalen schrijven, besefte ik dat ik het enorm leuk vond om een eigen verhaal te verzin-nen. Dat was de aanzet tot mijn eerste eigen boek. Op 14 oktober 2016 verscheen uiteindelijk “Erindi”. Dit bij uitgeverij Boekscout.Waarom moeten we je boek volgens jou lezen? Erindi is een spannend verhaal voor de jeugd dat onder de genres avontuur en fan-tasie valt. Ware vriendschap, prille liefde, een hart voor de natuur en duizelingwek-kende magie komen aan bod! Drie vrienden: Emma, een knappe meid met een heel eigen willetje, Milan, een dappere jongen met het verstand van een genie en Arthur, een stoere kerel zo sterk als een beer, staan voor een loodzware opdracht. Ze ont-dekken diep in de bossen van Estordia een geheim. Een geheim dat ervoor zorgt dat hun hele leven een ommekeer maakt. Geef toe, dat wil je toch niet missen? Met vreugde kan ik ook zeggen dat alweer een nieuw boek volop in de maak is. Erindi Proloog Emma liep helemaal over haar toeren de kamer binnen. “Elena is weg!”, schreeuwde ze. De tranen stroomden over haar wangen terwijl ze naar haar moeder stormde. Lidia omhelsde haar dochter meteen. “Wat? Hoe bedoel je, ze is weg?”, vroeg ze. “Ze is verdwenen!”, krijste Emma. “Verloren of ontvoerd! Misschien zelfs vermoord!” “Hoe kom je daar bij?”, vroeg Lidia die ondertussen enorm ongerust werd. Haar dochter was duidelijk helemaal overstuur! “Ze is misschien gewoon even gaan wandelen? Dat doet ze toch vaker?” “Nee mama!”, schreeuwde Emma. “Ik ging net naar haar toegaan en ..” Emma barstte opnieuw in tranen uit. Ze kreeg de woorden bijna niet over haar lippen. “Toen ik aan haar huis kwam, stonden er allemaal soldaten voor de deur! Ik hoorde mevrouw Rompel wel tot buiten schreeuwen! Ze krijste dat ze haar dochter terug wou en dat iedereen moest helpen zoeken.Toen ben ik zo snel als ik kon terug naar hier gelopen. Het hele dorp staat op zijn kop, mama! De soldaten lopen door de straten! Elena is gewoon spoorloos verdwenen!” Lidia wist even niet wat ze moest zeggen. Ze was compleet van haar melk. Wat doe je in hemelsnaam als jouw dochter krijsend komt vertellen dat haar beste vriendin verdwenen is? Er liepen nu ook bij haar enkele tranen over haar wang. Ze herpakte zich en probeerde haar dochter te kalmeren. “We gaan meteen helpen zoeken!”, zei ze vastberaden. “We vinden haar wel, schat.” Op dat moment nam ze haar dochter stevig vast en samen liepen ze razendsnel de deur uit. Hoofdstuk 1 Drie jaar later ... De eerste schemering viel binnen door het reusachtige raam. Het was ijzig stil in de kamer. Koning David opende langzaam zijn ogen. Hij hief zich recht in zijn bed en keek naar buiten. Het beloofde een mooie dag te worden in zijn koninkrijk. Zijn armen, benen en kuiten voelden nogal stijf aan. Hij rekte zich eens goed uit. Zijn beenderen knarsten en kraakten daarbij. Ach, hij werd oud. Hij was nu vijftig jaar en dat begon toch al te tellen. Althans dat vond hij toch. Ondertussen regeerde hij al twintig jaar en daar was hij best trots op. Estordia was een fantastisch rijk met fantastische inwoners. Al jaren heerste er vrede en de bevolking leefde in grote welvaart. Volgens zijn raad van bestuur had hij tot nu toe dus uitstekend werk geleverd. Plots werd er op de deur geklopt. Er kwam een van zijn Estordische wachters binnen. Het was Asgrim die zoals altijd kwam controleren of alles naar wens was. Wat had hij het toch getroffen met die Estordische wacht, dacht hij. Tientallen jaren geleden werd deze groep elitekrijgers opgericht door zijn vader. De Estordische wacht was een groep bestaande uit veertig krijgers die het rijk recht hielden. Ze zwierven rond om alle misdaad in het rijk te bestrijden en hielden alles nauwkeurig in de gaten. Wanneer zo’n wachter de leeftijd van vijftig jaar bereikte, kreeg hij de kans om het iets rustiger aan te doen. Sommigen gingen dan rekruten opleiden, anderen hielpen met het besturen van het rijk en nog anderen werden persoonlijke wachters van de koning, net als Asgrim. De Estordische wachters kregen, vanaf hun veertien jaar, een drie jaar durende krijgsopleiding. Ze beheersten alle soorten gevechtskunsten en mochten ook elk een eigen, specifiek, wapen kiezen waarmee ze tot specialist werden opgeleid. Ze kregen per drie of per vier een mentor die hen alle kneepjes van het vak zou leren. Elk jaar werd er zo’n opleiding aangeboden aan maximum zes veertienjarigen. Vorig jaar waren dat er slechts drie: Emma, Milan en Arthur. Ze woonden alle drie in het dorpje “Crim”. Dat was het dorp dat aan de voet van het paleis lag. Emma en Arthur woonden daar al van jongs af aan. Milan echter was twee jaar geleden verhuisd. Waarom Milan en zijn ouders niet in hun oorspronkelijke dorp gebleven waren, wist hij niet. Niet dat dat er ook echt toe deed. Hun opleiding werd gegeven vlak in de buurt van het paleis.Ze trainden 12 op 24 uur, 6 dagen op 7. Alleen op zondag mochten ze genieten van een dagje rust. David had heel veel respect voor hen. Ze hadden alle drie niet alleen enorm veel talent, maar ze hadden ook nog eens het hart op de juiste plaats. Emma bijvoorbeeld was enorm dapper. Ze was voor niets of niemand bang. Arthur was een sterke kerel die heel sympathiek was. Ook al was hij lang niet zo sterk als Arthur, toch was ook Milan een gespierde jongeman. Hij was altijd vrij optimistisch en kon zich geweldig goed in andermans situaties inleven. Je kwam hem altijd tegen met een lach op zijn gezicht. De drie kinderen waren door een Estordische krijger, genaamd Roman, uitgekozen om de opleiding te volgen. Roman was, toen hij jong was, zowat een van de beste krijgers in alle soorten gevechten. Ondertussen was hij al vijf jaar actief als rekruutopleider. Hij werd beschouwd als een zeer intelligent en wijs man met veel ervaring. Het rijk had hem veel te danken en hij was altijd een van de trouwste dienaren geweest. Koning David besloot dat hij straks maar weer eens ging kijken hoe het met de training van diens leerlingen stond David had het altijd al leuk gevonden om te zien hoe het er op de opleiding aan toe ging. Zowel bij heer Elrick op de gewone krijgsschool als bij de opleidingen van Estordische wachters, hij genoot ervan de jongelui te gaan inspecteren. Vooral bij de Estordische wacht vond hij dit geweldig. Daar leerden ze immers heel wat meer dan alleen maar met een wapen vechten. Dat wou natuurlijk niet zeggen dat ze op de krijgsschool niet veel deden. Integendeel elk jaar maakten daar een stuk of honderd extreem goede krijgers hun opleiding af. De rekruten leerden daar vooral met verschillende soorten wapens vechten. Waar ze op de krijgsschool dan weer niet veel aandacht aan besteedden waren gewone gevechtstechnieken zonder wapens. Estordische wachters daarentegen kregen ontelbaar veel van deze technieken aangeleerd. Plots werd David ruw uit zijn gedachten gesleurd toen er opnieuw op de deur werd geklopt. De deur ging open en daar kwam Marianne binnen. “ik veronderstel dat u wel zin heeft in een kopje koffe, heer David?”“Natuurlijk Marianne!”, riep hij opgewekt uit. Er verscheen meteen een glimlach op zijn gezicht. Wat klonk dat toch goed als ze dat zei: “heer David”. Ze was de enige die hem zo noemde en dat vond hij enorm fijn. Het voelde goed om eens niet door vertrouwde personen aangesproken te worden als “uwe majesteit” of “uwe hoogheid” of nog erger “uwe edelmoedige hoogheid”. Hij vond het frustrerend om door mensen die hij al jaren kende zo aangesproken te worden. Marianne was al vijftien jaar lang hoofd van zijn kamerpersoneel. Ze stond in voor alles wat met het huishouden te maken had. Ze was een van zijn trouwste onderdanen en door al deze jaren heen was ze ook een echte vriendin geworden. Dikwijls liet ze hem lachen en hij genoot dan ook enorm veel van haar gezelschap. Sinds enkele jaren geleden stond hij er dan ook op dat ze hem overal vergezelde, waar hij ook naartoe ging. Toen drie jaar geleden zijn lieftallige echtgenote stierf, was Marianne zijn grootste steun geweest. Ondanks haar eigen verdriet om het verlies van haar goede vriendin, had ze hem elke avond weten te troosten. Dit meestal nadat David uren op zijn balkon al wenend naar de sterren had gestaard.“Zullen we een wandeling maken in de tuin en daarna bij Roman langsgaan?”, vroeg hij haar. Ze knikte en samen liepen ze de kamer uit. Natuurlijk werden ze gevolgd door zijn twee persoonlijke lijfwachten, Asgrim en Oslef. Koning David vond dit belachelijk, maar het bestuur stond erop dat hij altijd en overal door soldaten vergezeld moest worden. In het begin vond hij dat idee zeker absurd, maar ondertussen was hij er wel aan gewend. Ook Asgrim en Oslef waren door de jaren heen goede vrienden geworden. Met hun vieren doorkruisten ze dan maar de gangen van het kasteel. Hier en daar kwamen ze wat personeel tegen die ze vriendelijk begroetten. Zo kwamen ze bijvoorbeeld zijn chef kok, Obald, tegen. Koning David zei hem gedag en complimenteerde hem ook met het heerlijke ontbijt van vandaag.Het duurde niet lang vooraleer de groep de ingang van Davids wondermooie tuin bereikte. Vlak aan de ingang bleven Asgrim en Oslef staan. De tuin was de enige plaats waar ze hem niet volgden. Daar had David altijd op aangedrongen. Er pasten nu eenmaal geen wachters tussen al dat groen, vond hij. Even later betraden dus enkel hijzelf en Marianne het wandelpad. Deze prachtige natuur bekijken was een van zijn favoriete bezigheden. Hij kwam hier dikwijls met Marianne, maar ook regelmatig op zijn eentje. Hij dacht dan na over alles wat je maar kon bedenken. De tuin beschikte over verschillende sierlijke bomen, die vrij ver van elkaar stonden. Er bevonden zich ook allerlei mooie bloemen, planten en struiken. Ook was er een klein vijvertje dat gevuld was met wel honderd waterlelies. Deze vijver bevond zich pal in het midden van de tuin. Het was omringd door een paar stenen zitplaatsen waar men gezellig kon uitrustten. Als kind had hij hier uren gespeeld. Toen deed hij niets liever dan zich te verstoppen voor de bewakers om hen daarna uren naar hem te laten zoeken. Samen met Marianne ging hij op een van de bankjes rond de vijver zitten. Ze babbelden over een heleboel dingen. Over het rijk zelf, over de raad van bestuur die deze avond zou bijeenkomen en nog veel meer.Deze raad van bestuur bestond uit twintig leden die het land bestuurden. Hierin zetelden de acht meest wijze Estordische wachters van het land, Krijgsheer Elrick, hijzelf en nog tal van andere raadgevers en hoog geplaatste edelen. Ook het huidige hoofd van de Estordische wacht, heer Berlin, had hierin een zetel. De koning genoot van zijn babbel. Hij en Marianne bleven wel uren op dat bankje zitten. Uiteindelijk stonden ze toch op. Chef Obald had namelijk een heerlijk middagmaal voor hen gemaakt. Na die maaltijd wou David even rusten en in de late namiddag gingen hij en Marianne op weg naar Roman en zijn leerlingen. Net als altijd werden ze daarbij op de voet gevolgd door Asgrim en Oslef. Telkens wanneer de koning naar Roman toe wou, moest hij eerst door het dorpje Crim. Het dorpje was bekend geworden omdat het koninklijk paleis er gelegen was. De voorbijgaande burgers van het dorp bogen en groetten vriendelijk hun koning. Na even stappen, had de groep het hele dorp doorkruist en kwamen ze uit aan de rand van het grote bos. Vanaf daar volgden ze een heel smal paadje dat het bos inliep. Na een vijftal minuten stappen bereikten ze een grote open plek waar een grote houten boshut stond en een beekje stroomde. Daar kwamen Milan, Emma en Arthur al aangelopen. Toen ze hun koning bereikten, begroetten ze hem en bogen daarbij lichtjes voorover. Even later kwam ook Roman op de koning af en deed net hetzelfde. “En hoe staat het er ondertussen mee?”, vroeg koning David hun. “Wel, hun training voor vandaag zit er net op”, antwoordde Roman. “Ze hebben deze ochtend een zware fysieke proef gehad en daarnet heb ik ze nog wat wapentraining gegeven.” De koning knikte goedkeurend. “Laat de koning eens wat zien jongens”, zei Roman toen. “Het zijn alle drie echte experten met hun eigen wapen geworden, majesteit. Emma kan met haar fantastische boog een vogeltje raken op wel 150 meter afstand. Arthur is met zijn zwaard beter dan gelijk welke zwaardvechter. Milan is met zijn iets kortere zwaard enorm behendig en snel. Hij kan er een kleine bosbes in wel vijftig verschillende stukjes mee kappen.” De koning knikte goedkeurend en vroeg Emma als eerste eens iets te laten zien. Emma had een boom aangewezen die op ongeveer 200 meter van hen verwijderd was. De boom was bijna niet te raken door de beschutting van de andere bomen. Het zou een erg moeilijk schot worden, maar toch wou Emma het zeker proberen. Er was slechts een heel klein gaatje tussen de bomen door, langs waar ze haar doelwit kon raken. Ze nam een pijl uit haar koker en legde hem op de boog. Het was even muisstil. Emma was uiterst geconcentreerd. Ze spande haar boog, wachtte enkele seconden en liet de pijl toen met een zoevend geluid gaan. TSJAK. De pijl stak perfect op de plek die ze aangewezen had. Er kwam automatisch een grote lach op Emma’s gezicht.Zowel koning David als Marianne knikten goedkeurend. Dat moet niet gemakkelijk geweest zijn, dacht de koning. Vervolgens was het de beurt aan Arthur en Milan om hun kunsten te laten zien. Daarvoor besloten de twee een kort duel te houden. Ze gingen recht tegenover elkaar staan en namen hun houding aan. Even later volgde er een duel waar maar geen einde aankwam.Milan en Arthur waren aan elkaar gewaagd, ook al vochten ze op een geheel andere manier. Arthur gebruikte namelijk veel kracht terwijl Milan eerder slim en behendig vocht. Het zou uren duren voor er een echte winnaar zou zijn. Koning David en Marianne waren diep onder de indruk en hadden duidelijk genoten van beide spektakels. Roman nodigde hen hierna uit voor een kopje thee in zijn huisje. Milan, Emma en Arthur namen daarbij afscheid van de groep. Hun training zat er op voor vandaag en zij gingen dan ook liever andere dingen doen. Ze wilden dolgraag naar hun geheime hut in het bos. Vanaf dat moment vlogen de uren vliegensvlug voorbij. Roman, Marianne en heer David maakten een hele boel plezier. Ze hadden zoveel gelachen dat ze de tijd helemaal uit het oog verloren waren. Ondertussen was het bijna twintig uur ’s avonds. Hoog tijd dus dat ze terugkeerden naar het kasteel. Marianne was al lichtjes in paniek want de bestuursvergadering zou om eenentwintig uur moeten beginnen. Beiden bedankten ze Roman en namen snel afscheid. Marianne liep voor de koning uit en keek daarna even om waar hij bleef. Haar haren wapperden in de wind. Haar kleed glinsterde even door de schemering van de ondergaande zon en op haar gezicht verscheen een lichte glimlach. Wat was ze toch een prachtige verschijning, dacht de koning. “Kom je nog, we moeten ons haasten!”, riep ze. “Rustig, ik kom al hoor “, antwoordde hij en samen verdwenen ze in het bos, net zoals de zon verdween achter de horizon. Erindi Op een dag wordt het koninkrijk Estordia aangevallen door een oude vijand genaamd Egmond. Hij heeft jaren gezocht naar een manier om Estordia te overwinnen en nu heeft hij die eindelijk gevonden! Milan, Emma en Arthur, drie doodgewone kinderen, worden door het lot uitgekozen om Egmond te stop-pen. Gelukkig staan de drie vrienden niet alleen voor deze loodzware opdracht. Tijdens dit spannende avon-tuur krijgen ze de hulp van een aantal mysterieuze wezens en een vleugje magie ...Meer info over het boek is te vinden op de website van boekscout en vooral op de facebookpagina: “Erindi” Specifieke vraag omtrent events, ...? Neem dan contact op met de auteur via de facebookpagina. “Ik val direct maar met de deur in huis. Wat een ontzettend tof boek is dit! Absoluut uiterst geschikt voor de jeugd vanaf tien jaar maar ook ik, als volwassene, heb er echt heerlijke leesuren aan beleefd.” ---- Karin Meinen, blog: ‘Samenlezenisleuker’“Ik heb Erindi alleszins op twee dagen uitgelezen want op de schoonheidsfoutjes zoals typo’s, spreektaal en uitroeptekens na, heeft Dries echt een enorm tof jeugdverhaal weten te schrijven. En dat op zo’n jonge leeftijd – can’t help but be impressed. Goed tempo, mooie boodschappen, typische fantasyelementen en bovenal hier en daar een vleugje humor en veel snuggere oplossingen voor de problemen die de helden tegenkomen.”--- Vanessa Gerrits, Auteur van de Vleugels trilogie“Met heel veel plezier heb ik Erindi mogen lezen en recenseren. Een prachtig, goed geschreven debuut dat niet onder doet voor werk van de grote auteurs in dit genre.”--- Bertine van Spijk, blog: ‘letters en spetters’ Achter de boeken met Joke De Meyer Joke De Meyer (1992) woont in Schelle. Als kind vertoefde ze uren in Katoren, dwaalde ze rond in de gangen van de Hogeschool voor Hekserij en Hocus Pocus en ging op gezette tijd langs bij mijnheer Tumnus voor een kopje thee. Het zijn deze wonderlijke ontmoetingen die verantwoordelijk zijn voor haar onvoorwaardelijke liefde voor de jeugdliteratuur. Ze studeerde Nederlands in combinatie met Theater-, film- en literatuurwetenschappen aan Universiteit Antwerpen. Ze sloot haar opleiding af met een master jeugdliteratuur aan de Universiteit van Tilburg. Omschrijf jezelf in één zin. Een ondernemende creatieveling die het niet kan laten om te schrijven. Van welke boeken kennen we je? Je kan me kennen van mijn avontuurlijke YA-reeks Legende van Esper. Met dit verhaal geef ik een nieuwe invulling aan de klassieke ridderroman. Het is een onvervalst avonturenverhaal vol spanning, ontroering en humor. Het gaat over vriendschap, opgroeien en je plek zoeken in een wereld vol uitdagingen. De eerste twee delen De Zilvervos en De Manenwolf verschenen in mei 2018 en maart 2019. Het slotdeel staat gepland voor november 2020.Waarom moeten we je boek volgens jou lezen? Als je op zoek bent naar een verhaal dat recht uit het hart komt, dan is Legende van Esper iets voor jou. Ondertussen werk ik al meer dan veertien jaar vol toewijding aan de trilogie. De eerste zinnen heb ik neergepend als twaalfjarige en ik ben altijd trouw gebleven aan het originele uitgangspunt. Je kan dus stellen dat het verhaal samen met mij is gegroeid. Ik heb zelf een groot hart voor lezen en met mijn boeken hoop ik jong en oud ongebreideld leesplezier te bezorgen.In 2017 richtte ze haar eigen bedrijfje De Belezenis op, gericht op het aanwakkeren van de liefde voor lezen, schrijven en jeugdliteratuur. Via haar uitgeverij De Belezenis geeft ze ook haar eigen boeken uit. De Zilvervos 1. 3de Era, jaar 514 Arél, hoofdstad van het meest zuidelijk gelegen graafschap van het Esperse Rijk. Luid schreeuwend vliegen beide partijen op elkaar in. Met verbeten blik zwaaien zij hun zwaarden in het rond en ontwijken tegelijk de slagen van hun tegenstander. De middagzon brandt hoog aan de hemel en zorgt ervoor dat Veder enkel een vage omtrek van Frowin waarneemt. Hij wakkert zijn vechtlust aan door zich een meedogenloze vijand in te beelden. Doordacht verplaatst hij zich over het veld en deelt de ene tactische slag na de andere uit, tot een vreemd piepend geluid zijn oren binnendringt. Het is Frowins ademhaling. ‘Vecht nou toch eens als een echte man!’ stoot deze gefrustreerd uit. Veder besluit hem te geven wat hij wil. Pijlsnel schiet hij naar voren, zwenkt naar rechts en dient de jongen een onverwachte klap tegen de zij toe. Totaal verrast strompelt Frowin naar achteren, struikelt vervolgens over zijn eigen voeten en belandt languit in het zand, waar hij uitgeput blijft liggen. Het applaus haalt Veder uit zijn trance. Wat verward legt hij zijn houten oefenzwaard neer en kijkt ongemakkelijk om zich heen. ‘Goed werk, de Kleine.’ Vechtleraar Mathijs, die het oefengevecht nauwlettend in het oog heeft gehouden, klopt hem tevreden op de schouders en wendt zich tot de drie andere schildknapen die eveneens van de zijlijn hebben toegekeken. ‘Beste vrienden, jullie waren zonet getuige van een knap staaltje vechtkunst.’Dan richt hij zich tot Frowin, die ondertussen met ogen vol wrok is rechtgekomen. ‘Kop op, de Ruyter. Een slechte kamp betekent het einde der tijden niet.’De woorden zijn troostend bedoeld, maar Frowin spuwt op de grond. Hij is niet bepaald opgezet met het feit dat zijn leermeester zijn prestatie als slecht bestempelt. Mathijs heeft zich echter al van hem afgewend en duidt twee nieuwe schildknapen aan. ‘Houwer en de Groot, jullie beurt om te tonen wat de voorbije jaren zijn waard geweest.’Arnoud en Jorick nemen hun plaats in en beginnen hun oefenkamp. Intussen wandelt Veder over het zanderige oefenplein, tot bij de rij bomen die een natuurlijke scheiding vormt tussen de riddervesting en het pad dat naar de stad leidt. Vermoeid ploft hij neer en sluit de ogen. De zon brandt meedogenloos op zijn blote bovenlijf en zweetdruppels lopen over zijn wangen naar beneden. Zijn bruine linnen broek kleeft aan zijn benen. De touwtjes rond zijn enkels die vermijden dat de losse broekspijpen hem hinderen tijdens het duelleren, zijn dan ook volledig overbodig. Toch glimlacht hij voldaan en geniet van de nazinderende roes van het gevecht. De tweekampen creëren telkens een situatie waarin alles eenvoudig en overzichtelijk is. Kwaad tegen goed, zwart tegen wit. Heel wat anders dan het echte leven.Het volgende moment veert hij geschrokken recht als er water op zijn nek belandt. ‘Heleen!’ roept hij uit bij het zien van de dader. ‘Je laat me schrikken.’ De kinderlijke pretlichtjes in de ogen van de jonge vrouw achter hem stroken niet met haar vijfentwintig levensjaren. ‘Dan ben ik geslaagd in mijn opzet. Al zie je er wel uit alsof je toe bent aan wat verfrissing.’ ‘Ik weet het,’ zucht Veder terwijl hij de zweetdruppels wegveegt. Heleen gebaart naar het veld. ‘Je hebt Frowin er goed van langs gegeven.’Veder knikt afwezig. De kan met daarin het frisse water eist al zijn aandacht op. ‘Hij had duidelijk een mindere dag.’ ‘Frowin vocht vast zoals altijd, jij wordt gewoon beter,’ wijst Heleen hem terecht.Veder lacht schamper. ‘Ja, dat zal wel. Zou ik wat mogen drinken?’Zijn handen strekken zich uit naar de kan, maar net voordat zijn vingers het frisse oppervlak raken, trekt Heleen de kan weg. ‘Hé, wat moet dat nou?’ klaagt Veder. Ongevoelig voor zijn geklaag spreekt Heleen streng: ‘Zeg me na: ik, Veder, zweer hierbij plechtig dat ik vanaf nu meer in mezelf zal geloven en me ervan bewust zal zijn dat overwinningen voortkomen uit mijn eigen sterktes en niet uit zwaktes van anderen.’‘Dat is wel een hele lange zin.’‘Wil je graag hier ter plaatse uitdrogen?’Met zichtbare tegenzin herhaalt Veder de opgelegde woorden en neemt daarna de kan gretig in ontvangst. Met elke nieuwe slok voelt hij zijn kracht toenemen en algauw deert de warmte hem niet meer. Verzadigd zet hij de kan op de grond en ziet Heleen aandachtig naar het veld staren, waar nog steeds dezelfde jongens in een gevecht verwikkeld zijn. ‘Arnoud en Jorick?’ raadt ze.‘Inderdaad.’‘Wie wint er?’‘Arnoud ongetwijfeld. Hij is de meest getalenteerde van ons vijven. Tijdens de vorige demonstratie bleek hij zelfs onze leraar Mathijs te snel af. Hij is heel populair onder de nieuwe lichting schildknapen.’‘Geen idee waarom je hem zo bewondert, hij heeft iets weg van een klungelige danser.’‘Je staat te ver,’ wijst Veder haar terecht. Het irriteert hem dat Heleen het weer beter meent te weten. ‘Hij werkt zijn bewegingen zo nauwkeurig af dat het lijkt alsof een schilderij in beweging wordt gezet. Wat kom jij hier eigenlijk doen?’ ontneemt hij haar de kans nog meer commentaar te leveren. ‘Heb jij geen dienst?’ ‘Normaal gezien wel, maar Heer Alryn heeft vandaag de Primus op bezoek en dan is hij het huispersoneel liever kwijt dan rijk.’Veder snuift verontwaardigd. ‘Alsof jullie alle mogelijke pogingen ondernemen hem af te luisteren.’‘Het is wel verleidelijk om te luistervinken als de twee invloedrijkste personen van Arél elkaar opzoeken,’ geeft Heleen toe.Toch begrijp ik niet waarom je voor hem blijft werken.’ ‘Het betaalt goed en een mooie bijkomstigheid is dat ik op onverwachte vrije dagen zoals deze mijn allerliefste Vedertje nog eens aan het werk zie,’ vleit Heleen.‘Als je helemaal voor mij tot hier bent gewandeld, ben ik zeer vereerd.’‘Ik moet je teleurstellen. Alan was onderweg naar de velden om hooi te halen en ik mocht een eindje meerijden.’Veder kijkt haar schattend aan. ‘En wat heb je ervoor moeten doen?’‘Gewoon mezelf zijn, Veder,’ zegt ze luchtig, ‘en een vriendelijke knipoog deed de rest.’ ‘Je speelt met iemands gevoelens, Heleen!’ berispt Veder.Onbewogen haalt ze de schouders op. ‘Soms mag ik toch eens voordeel halen uit zijn adoratie? Het bezorgt me zo al genoeg ongemak.’Veder staat op het punt zijn ongeloof uit te drukken, maar Heleen is hem voor. ‘Jij hakt voor je plezier mensen het hoofd af, heb ik daar ooit iets over gezegd?’Nu gaat ze te ver. ‘Ik beoefen de vechtkunst om later mensen in nood te helpen!’ spreekt hij met verheven stem. ‘Weet ik wel,’ sust Heleen. ‘Jij bent de edelmoedigheid zelve.’ Dan zucht ze weemoedig. ‘Waar is de tijd dat je gewoon alles van me aannam?’De spanning verdwijnt en Veder grijnst. ‘Heel ver achter ons.’ Een kort fluitsignaal onderbreekt hun gesprek. ‘Zit de training erop?’ vraagt Heleen. ‘Er volgt nog een gezamenlijke afsluiter,’ verklaart Veder. ‘Ik moet gaan.’ ‘Ja,’ roept Heleen hem na terwijl hij het veld oploopt, ‘ga jij maar lekker spieren kweken, ik zal wel hutsepot maken!’ Grijnzend sluit Veder zich aan bij de groep jongens, die ondertussen in beweging zijn gekomen om de verplichte rondjes te rennen. Arnoud, die zoals verwacht zijn kamp tegen Jorick heeft gewonnen, matigt zijn snelheid en komt naast Veder lopen. ‘Vijftien,’ deelt hij mee.‘Mathijs wil ons dood hebben zeker?’ sakkert Veder. Ze zijn wel langere afstanden gewend, maar de verzengende hitte maakt het nu wel een stuk zwaarder. Tegen hun gewoonte in spreken de vrienden geen woord tegen elkaar om hun krachten te sparen. Zodra de oefening erop zit, splitst de groep op en wandelt iedereen doelloos over het plein. Dodelijk vermoeid buigt Veder voorover, legt de handen op de knieën en blijft zo staan tot hij zijn ademhaling onder controle krijgt. ‘Die hitte is ondraaglijk,’ klaagt hij. ‘Het onweer is al onderweg om je wat afkoeling te bezorgen.’Veder kijkt op om Arnoud om verduidelijking te vragen, maar ziet dan hoe een uiterst onvriendelijk gestemde Frowin op hen afbeent. Hij is een man van weinig woorden, maar zijn ogen schieten de ene bliksemschicht na de andere hun richting uit. Hij neemt niet de moeite om opzij te gaan en botst tegen Veder op. De twee vrienden kijken hun norse wapenbroeder na.‘Ik vraag me echt af hoe zijn ouders het al bijna achttien jaar met hem uithouden,’ mompelt Arnoud. Veder zegt niets en begint in de richting van de kleedkamers te lopen. Arnoud haalt hem in. ‘Je laat je toch niet op je kop zitten zeker?’‘Nee...’ aarzelt Veder. ‘Jawel dus.’‘Wat moest ik volgens jou doen? Hem uitschelden? Dat leidt echt nergens toe.’‘Jij mag dat best vinden, maar ik wil niet dat er misbruik wordt gemaakt van jouw edelmoedigheid.’‘Dat gebeurt ook niet.’‘Hallo, Vedertje, wakker worden! Frowin is een hoogst onaangename persoon die jouw minzaamheid niet verdient.’Veder is blij dat ze het stenen gebouw aan de rand van het veld bereiken, want zo moet Arnoud zijn preek wel beëindigen. Zodra ze de gammele deur openduwen, komt een intense zweetgeur hen tegemoet. Arnoud knijpt zijn neus dicht. ‘Ramen zouden geen overbodige weelde zijn,’ bedenkt hij met vervormde stem. De kleedruimte laat inderdaad te wensen over, maar dat komt omdat het gebouw pas sinds kort als riddervesting dient. Zes jaar geleden, in het eerste jaar van hun opleiding, lag de riddervesting nog in de stad zelf, maar door de groeiende bevolking kregen de schildknapen een stuk grond ver buiten de stadskern toegewezen. ‘Grond’ is wel degelijk de juiste benaming, aangezien de plek oorspronkelijk dienst had gedaan als paardenweide en de kleedkamer als opslagruimte voor ruitermateriaal. Hun drie afgematte lotgenoten, Jorick de Groot, Nicholas Smet en een intussen al wat gekalmeerde Frowin de Ruyter, bespreken van alles en nog wat terwijl ze hun vuile kleren omwisselen voor schone exemplaren. Veder schuift zijn tas vanonder de bank, haalt zijn bruine katoenen broek en zwartrode hemd tevoorschijn en lacht met Arnoud, die verschillende klungelige pogingen onderneemt om zijn hemd aan te trekken terwijl hij nog steeds zijn neus dichtknijpt. ‘Misschien lukt het met twee handen beter,’ merkt hij nuchter op. ‘Ik wil geen vergiftiging oplopen,’ protesteert Arnoud.‘De menselijke geuren zijn puur natuur,’ bemoeit Jorick zich. ‘Al kruipt die verdomde broek door het zweet overal waar je ze niet hebben wil.’ Nadrukkelijk strijkt hij met zijn hand langs zijn billen. Dit brengt heel wat hilariteit teweeg.‘De mentaliteit hier boert achteruit,’ mompelt Arnoud, maar laat toch zijn neus los en trekt zijn hemd zonder problemen aan. Terwijl hij een voet op de bank plaatst om zijn schoenen vast te maken, richt hij zich tot Veder. ‘Gaan we vanavond naar Het Zwarte Schaap?’‘Ik weet het nog niet,’ antwoordt Veder, die zijn riem omgespt. ‘Kom op nou,’ dringt Arnoud aan, ‘we zijn al eeuwen niet meer geweest.’‘Twee weken om precies te zijn,’ verbetert Veder. ‘En trouwens,’ voegt hij er met een scheef lachje aan toe, ‘je hebt mijn gezelschap toch helemaal niet nodig?’Arnoud grijnst als hij begrijpt waar Veder op aanstuurt. ‘Of durf je niet zonder mij te gaan?’ plaagt Veder. Hij krijgt een stevige stomp toegediend. ‘Probeer me niet de les te spellen, meisjeskenner.’ Het laatste woord voorziet Arnoud van het nodige sarcasme.Net voordat een woordenwisseling losbarst, stapt hun vechtleraar Mathijs naar binnen en verzoekt om stilte.‘Ik heb vandaag veel goede dingen gezien,’ complimenteert hij zodra hij hun onverdeelde aandacht heeft. ‘Zoals het er nu uitziet, zal het volk volgende week op een volwaardig spektakel getrakteerd worden en zullen jullie je opleiding in schoonheid afronden. Maar dat is nog niet voor nu. Rust goed uit en dan zie ik jullie eind deze week voor onze laatste bijeenkomst.’Zodra de deur dichtvalt, barst er een opgewonden rumoer los. Nog een paar dagen en dan vindt het Eindtoernooi plaats. Dit is zowat de belangrijkste dag in het leven van een schildknaap. Alle jongens opgeleid door Mathijs, nemen het tegen elkaar op en tonen zo hun vorderingen van het afgelopen jaar. Voor de oudste schildknapen is het een kans om te demonsteren dat ze de naam ‘ridder’ waard zijn. Gezien zijn ervaring liggen Veders winstkansen heel hoog, maar toch ziet hij er tegenop. Zijn ongenoegen is eerder principieel. Naar zijn mening dient een ridder het goede en vecht hij niet ter vermaak van een aantal uitgelaten burgers. Bovendien blijft er van de oorspronkelijke overgangsceremonie niet veel meer over. Normaal worden de laatstejaars aan het einde van het toernooi tot ridders geslagen en aangesteld als Arélse Wachten. Maar sinds vier jaar werft Heer Alryn geen nieuwe wachters meer aan. De traditie blijft alleen maar overeind om de schildknapen een symbolisch doel te geven. Het gevolg is dat de afgelopen jaren steeds minder jongens zich hebben aangemeld voor de opleiding. De toewijding van Veder en zijn vrienden is uitgegroeid tot een waar unicum. Waarom zou je je tijd ook verspillen aan een onbezoldigde functie terwijl je evengoed elders fortuin kan maken? Naast Veder droomt Arnoud al hardop van een overwinning. Met één been op de bank en zijn handen rond een onzichtbare beker spreekt hij een ingebeelde menigte toe. ‘Het is mij een hele eer hier te mogen staan. Ik hou van jullie allemaal!’Wanneer hij ook nog een handkus werpt naar de beschimmelde muur, besluit Veder dat het genoeg is. ‘Kom,’ zegt hij, ‘de werkelijkheid wacht.’Ze pakken hun spullen, nemen afscheid van de anderen en vertrekken naar de stad, een stevige wandeling van twee kilometer langs een breed zandpad. Tussen de riddervesting en de stad liggen talrijke akkers waar mannen, vrouwen en kinderen druk aan het werk zijn. Plots spert Arnoud de armen wijd open. ‘Aanschouw de prachtige boerenstiel!’Veder schudt het hoofd. ‘Je bent echt onhandelbaar vandaag.’‘Wat wil je? Onze laatste dagen als schildknaap zijn geteld. Volgende week zijn we ridder!’‘En zijn we werkloos,’ voegt Veder er moedeloos aan toe. ‘We worden gewoon ridder bij naam, meer niet.’‘Jij altijd met je pessimisme,’ verwijt Arnoud. ‘Sorry,’ zegt Veder, ook al meent hij het niet. Zijn bedenkingen stuiten altijd op onbegrip.Al heel zijn leven, meer dan zeventien jaar lang, woont hij in Arél. Het kleine graafschap en het leven dat hij er leidt frustreren hem mateloos. Natuurlijk wordt hij omringd door mensen die hij liefheeft, onder wie zijn beste vriend Arnoud, zijn grootvader Alwin en Heleen. Na zijn ridderopleiding zal hij zich volledig toeleggen op zijn studies om daarna zoals iedereen hier een baantje te zoeken waarin hij de rest van zijn leven zin en voldaanheid moet vinden. Hoe ouder hij wordt, hoe zwaarder de voorspelbaarheid gaat wegen. Vrijheid lijkt iets onbereikbaars.Onwillekeurig kijkt hij achterom, ver voorbij de riddervesting, naar de massieve muur die boven alles en iedereen uittorent en Arél volledig omsluit. Dankzij de grote landkaart die Veder voor zijn twaalfde verjaardag van Alwin heeft gekregen en die nu de rechterwand van zijn slaapkamer versiert, weet hij dat Arél omringd wordt door de mysterieuze Fluisterbossen. Maar nog nooit heeft hij die met eigen ogen aanschouwd. En volgens velen is dat maar goed ook. Men beweert immers dat de Sluipers zich tussen de woudreuzen schuilhouden, klaar om iedere onbeschermde ziel mee het duistere bos in te sleuren, een ongewisse dood tegemoet. De grote Muur die Heer Alryn vele jaren geleden liet oprichten beschermt hen, maar ontneemt de inwoners tegelijkertijd hun vrijheid en maakt hen afhankelijk van Heer Alryns wil. Hoewel het zelden hardop weerklinkt, zien velen in de Muur een duidelijk gebaar tegen zijn familie in het Noorden, met wie hij sinds de kroning van zijn oudere broer Elmyn heeft gebroken. Volgens de verhalen kon Alryn het niet verkroppen dat hij als jongste zoon geen aanspraak maakte op de troon. Zijn intense haat voor zijn familie leidde tot een broedertwist waarbij Alryn zijn broer met de dood bedreigde. Hun vader, koning Gwaeron, kon niet langer stilzwijgend toekijken. Hij stelde zijn jongste zoon aan als Graaf van Arél, in de overtuiging dat Alryn vanuit dit meest zuidelijk gelegen en kleinste van de acht graafschappen die Esper telt, weinig fout kon doen. Het feit dat duizenden Arélse burgers aan zijn wil werden onderworpen is slechts een detail. ‘En we zijn er weer,’ verkondigt Arnoud als ze na een klein halfuurtje stappen de stadspoort doorlopen. Arél telt drie grote stadsgebieden, opgedeeld op de grond van windrichting. Alryn zelf en zijn trouwste aanhangers, de edelen en ridders, bewonen het meest hooggelegen gebied. De zelfstandige koopmannen nemen het aangrenzende, min of meer centraal gelegen stuk in en de ambachtslieden en boeren wonen in de meest zuidelijke punt. Eenmaal de brug over, komen de jongens terecht in de bedrijvigheid van dit laatste stadsgedeelte. Op de centrale weg, die Arél verticaal in twee deelt, speelt het grootste deel van het dagelijkse leven zich af. Vooral het marktplein is een drukke plek. Aan weerskanten staan talrijke kraampjes waar verkopers de aandacht van voorbijgangers proberen te trekken door luidkeels hun waren te prijzen. Vrouwen en mannen kuieren langs hen heen en proberen rommel van kwaliteit te onderscheiden.Deze keer heeft Veder geen oog voor de dolken of riemen, want hij heeft het kleine podium onder de wachttoren opgemerkt. De eerste jaren na de stichting van Arél diende deze massieve houten toren als uitkijkpunt om vijanden vroegtijdig op te merken. De Muur maakt dat echter overbodig zodat de wachttoren enkel nog een herinnering vormt aan het verleden van Arél. Veder en Arnoud sluiten zich net op tijd aan bij de groep kijklustigen, want enkele ogenblikken later gaat het toneelstuk van start.Vier spelers gekleed in kleurrijke gewaden schrijden over het podium en spreiden heel wat doldwaze grappen ten toon. Een eenvoudige boer heeft het overmoedige plan opgevat om koning te worden. Omdat hij geen goede manieren heeft leidt zijn poging tot heel wat hilarische situaties. Net wanneer het helemaal dreigt fout te lopen en de boer zelfs bijna het leven wordt ontnomen, versteent het tafereel. De boer stapt uit zijn rol om richt zich tot het publiek; ‘Ken uw plaats en overschat uzelf niet.’Onder luid applaus groeten de spelers het publiek en begeven zich naar de zijkant van het podium. Dan gebeurt het. Ergens uit het publiek schalt een kreet en een voorwerp suist over de tientallen hoofden. De speler die de rol van boer vertolkte duikt weg en weet het projectiel op het nippertje te ontwijken. De appel knalt uiteen op het podium en veroorzaakt oproer onder het publiek. Met een bonkend hart speurt Veder de menigte af, maar de dader lijkt in het niets te zijn opgelost. De spelers maken zich snel uit de voeten. Alleen de stukjes vruchtvlees zijn stille getuigen van wat er zonet is gebeurd. Het lukt Veder niet om zijn blik van het podium los te scheuren. Hij heeft de woorden van de dader duidelijk verstaan. Leve de revolutie! Arnoud lijkt ook danig onder de indruk. ‘Wat hoopte hij daarmee te bereiken?’‘Ik weet het niet,’ zegt Veder. ‘Vast een eenzaat die aandacht nodig heeft,’ oppert Arnoud. Veder stemt mompelend in, maar voelt tegelijkertijd dat het voorval iets bij hem losmaakt. Alsof een diep verborgen stemmetje in zijn hoofd al een hele tijd hetzelfde roept. Legende van Esper - Deel II: De Manenwolf Veder heeft zijn queeste naar het zwaard Caritas tot een goed einde gebracht. Samen met Leyna en heel wat andere bondgenoten reist hij naar de koningsstad Manenburcht. Daar zal hij zijn rechtmatige plaats op de troon innemen en de eer van zijn vader herstellen. De reis verloopt voorspoedig en de vrienden geloven dat een nieuw en gunstig tijdperk zal aanbreken. Maar niets is minder waar. In het zuiden woedt de Vrees, een eeuwenoud kwaad dat een bedreiging vormt voor al wat leeft. Daar-bovenop schaart een machtige vijand zich aan de zijde van Graaf Alryn. Net zoals Veders oom is hij vast-besloten om Esper te gronde te richten. - Schrijfworkshop:Tijdens deze workshop, gericht op kinderen tussen 8 en 12 jaar, ontdekken de deelnemers dat iedereen een verhaal kan schrijven. Spelenderwijs denken we na over o.a. genres, fictieve werelden en personages. Zo leggen we samen de basis voor een eigen verhaal. - Voordracht ‘Hoe schrijf ik een boek?’: In een interactieve presentatie geeft ik inkijk in het creatieproces van een boek. Dit doe ik niet alleen als schrijver, maar ook als uitgever. Op deze manier krijgen de deelnemers een duidelijk beeld van alle stappen vanaf het allereerste idee tot en met het afgewerkte boek dat in de winkel ligt. Er wacht Veder een zware beproeving. Is de jonge koning sterk genoeg om de dreig-ing het hoofd te bieden en zijn koninkrijk te redden van de ondergang?Workshops “Rijzende ster in Belgische jeugdboekenland”--- Hebban“Zonder twijfel nu al een sterkhouder voor de Nederlandstalige YA-fantasy” ---- Lookie Books Getipt door ‘Lang Zullen We Lezen’ van de VRT voor ‘de ideale zomerse boekenlijst’ Achter de boeken met Vanessa Gerrits Vanessa Gerrits (°1989) woont in de appelhoofdstad van België, van waaruit ze haar fantasie vleugels geeft in diverse YA-verhalen: een vleugje volwassen worden met een stevige portie jeugdige verbeeldingskracht. Wanneer ze niet aan haar eindeloze stapel YA- en chicklitmanuscripten werkt (hoi overdosis inspiratie!), runt Vanessa de boekenblog ‘Mijn B.I.E.B.’ en is ze professioneel actief in de communicatiesector als copywriter.Omschrijf jezelf in één zin. Een chaotische woordentemmer met uitpuilende boekenkasten, een kat op haar schoot en een Netflix-verslaving. Van welke boeken kennen we je? Intussen begint het al een flink stapeltje te worden, want vorig jaar rondde ik mijn YA-trilogie over kraai Max en engel Lucy af en staat het drietal Tweedehands Vleugels, Zilveren Vleugels en Verstrengelde Vleugels dus te blinken op mijn palmares. Deze boeken zijn (her)uitgebracht bij uitgeverij Dutch Venture Publishing, waar ook mijn volgende youngadultboek Hashtag Hiernamaals zal verschijnen. Daarnaast staan er kortverhaaltjes van me in twee bundels (‘De Lazarusprijs’ in Magisch en ‘Suikersneeuw’ in Wonderland) en heb ik ook nog een selfpublished chicklitverhaal over een circus op de markt gebracht. De titel daarvan is Op het Slappe Koord. Met het vervolg, Op Sleeptouw, ben ik volop bezig! Het slotdeel staat gepland voor november 2020.Waarom moeten we je boek volgens jou lezen? Zoals je wel zal merken, is het me nog nooit gelukt om een boek zonder romantiek te schrijven. Hou je dus van zwijmelen maar mag er ook een schep fantasie bij? Dan denk ik dat mijn verhalen je misschien zouden kunnen aanspreken. Zo valt de Vleugels-trilogie meestal wel in de smaak bij Twilight-fans: een verboden liefde tussen een Engel en een Kraai, en dat in een verfrissend steampunkjasje! Mijn volgende boek Hashtag Hiernamaals is een avontuurlijk verhaal op maat van jongeren die wel eens een trip door het Leven na de Dood willen maken. Niet zo fan van fantasy? Dan duw ik je graag richting mijn eerste volwassenenboek Op het Slappe Koord, waarin Marie en haar troostdekentje bij het circus gaan. Tweedehands vleugels Proloog Max “Ik heb nieuwe vleugels nodig”, zei ik tegen Raffyr toen die naast me op de dakrand landde. Hij nam een hap van zijn ongetwijfeld gestolen hotdog en keek mosterddruipend toe hoe ik mijn rechtervleugel opende: zelfs zo’n minieme beweging stuurde al een handvol veren naar beneden. Ik viel letterlijk uit elkaar.“Kan ik het niet meer mee eens zijn”, reageerde Raff. Hij veegde de mosterd af met zijn harige griffioenenklauw. “Hoe lang zeg ik nu al niet dat je moet upgraden? Decennia, Max. De-cen-ni-a. Niemand draagt nog Engelenvleugels, het is gruwelijk passé.” “Ik doe de titel ‘Kraai’ tenminste nog eer aan”, ketste ik zijn gescherts af op een namaakhoogdravend toontje. “Zwarte veren en zo, weet je wel. Wat ben jij met je doorschijnende elfenvleugeltjes? Een veredelde bromvlieg?” Ik kon niet helpen te grinniken om mijn eigen grapje. Bromvlieg. Ha. “Oh-ho-ho!” sloeg Raff me op mijn schouder, waardoor er nog wat veren losten. “Heb jij even geluk dat ik beter tegen de maan kan dan jij, maat!”Daar had hij helaas geen ongelijk in, maar over mijn vleugels wél. “Je weet hoe ik erover denk, Raff: één dag gegrond zijn voor mijn vleugelinstallering is meer dan genoeg. Een volledige week? Ik verkies een zeppelintochtje voor senioren door de zevende cirkel van de hel, dank je vriendelijk.” Raffyr rolde zijn ogen, verorberde het laatste restje hotdog en gooide de wikkel naar beneden, in navolging van mijn verloren veren. “Wat zijn ... 168 miezerige uurtjes in een onsterfelijk bestaan als je in ruil ijzersterke en vlijmscherpe vleugels krijgt, die minstens een eeuw meegaan?”Raffyr stond op van de dakrand en zette zijn elfenvleugels breed op. De nerven in het vlies fonkelden als veelkleurig klatergoud wanneer het licht van de ondergaande zon hen raakte. Hij wachtte enkele seconden tot zijn doelwit recht boven ons vloog, schoot als een pijl omhoog en richtte een bloedbad aan in volle vlucht zonder ook maar één keer zijn klauwen te gebruiken. De formatie stadsduiven had amper de tijd gehad te beseffen wat er gebeurde vooraleer ze in fijngehakte stukjes richting straat viel. G o or. Echt go or.Enkele benedenbewoners keken op naar het tumult. Raffyr maakte een theatrale buiging terwijl de duivenfricassee op het asfalt neerregende. Beseffend dat ze zich in het gezelschap van Kraaien bevonden, snelden de benedenbewoners het steegje uit of vluchtten ze naar de nabijgelegen clubs, in een poging zo veel mogelijk muren tussen hen en ons te plaatsen.“Onnodige illustratie, Raffyr”, zuchtte ik toen hij weer naast me kwam zitten. Hij plukte duivenpluimpjes uit zijn geelgebleekte strohaar. Zijn wangen en neus hingen vol bloedsproeten. “Ach, een dozijn luchtratten minder. De stad zou me dankbaar moeten zijn.” Nu was het mijn beurt om mijn ogen te rollen: “Je bent een regelrechte Batman in je strijd om Gotham – excuseer, Nieuw-Anvers - te zuiveren van duiven. Kunnen we dan nu alsjeblieft op jacht gaan voor ik écht uit elkaar val?” Ik spreidde mijn vleugels ietwat voorzichtiger dan normaal voor vertrek. “Oh, vleermuisvleugels! Ook nog ‘n optie!” Het sarcasme van mijn Batman-opmerking ging duidelijk compleet aan hem voorbij. “Past bij je tanden. Ik weet wel waar we een nest vampieren kunnen opsporen. Doc installeert je nieuwe vleugels in een weekje - zo gepiept!”Ik vertrok zonder hem, wetende dat hij wel zou volgen. “Goed goed, wat je wilt. Engelenvleugels dan”, haalde hij me snel genoeg in.Tot mijn ergernis waren Raffyrs vleugels in tegenstelling tot de mijne niet enkel hoogst dienstbaar in een gevecht, ze waren ook nog eens dubbel zo snel. Maar hij vertraagde zodra hij me ingehaald had en we vlogen op mijn tempo, flank aan flank. De schemering was over de stad gevallen. De enige verlichting kwam van nachtclubs en stripbars, of van de lange lijnen lichtpuntjes in de verte, waar de haven lag.Ik zette mijn radarbril op en nog geen halfuur later ving ik een vers spoor op. De gloeiende restanten die de aanwezigheid van een Engel verraadden, vormden een kruimelpad dat gewone mensenogen nooit opgemerkt zouden hebben – maar ik gelukkig wel. “We hebben beet”, spotte Raffyr het spoor een tel later.De lucht brieste door de gaten in mijn vervallende vleugels en ik keek ernaar uit snel over een nieuw paar te beschikken. Wat ik moest doen om ze te krijgen ... dat moest dan maar.We volgden het spoor tot we bijna aan het hospitaal aan de Zuiderdokken waren. Daar liep het dood. “Is ‘ie nog binnen, denk je?” knikte Raff richting het witte gebouw dat evengoed een van de vele katoenweverijen of assemblagefabrieken had kunnen zijn, ware het niet dat er een onmiskenbaar rood kruis op de zijkant geschilderd was tijdens de oorlogsjaren. “Moet wel. ‘t Spoor gaat naar binnen maar niet naar buiten.” “Plan?” “We wachten”, sprak ik door mijn tanden – hier had ik geen geduld voor vanavond.In dezelfde vleugelslag installeerden we ons op het platte dak van een tegenoverliggende fabriek die het perfecte uitzicht op de personeelsuitgang bood. De geur van de voorbije regenbui hing nog in de lucht terwijl de zon met elk passerend kwartier dieper achter de horizon zakte. Het was, als ik me niet vergiste, al voorbij de Engelenavondklok. Toch was er nog geen spoor van hem of haar. Mijn vuisten balden zich automatisch op bij elk vals alarm en ik voelde het hete ruisen van mijn bloed doorheen mijn aders. Schroeiend. Toegegeven: er was dezer dagen niet veel nodig om me in de Gevederde Hulk te doen veranderen.Ik keek op naar de oorzaak van mijn bijna-kokende bloed - de bijna-volle maan - en een melodietje uit mijn kindertijd werd in mijn hoofd afgespeeld door een onbemande piano: Clair de Lune - het licht van de maan.Ik herinnerde me een menselijkere tijd waarin de maan ook voor mij een mystieke schoonheid gedragen had. Nu was de maan een tikkende klok. Een bom met een timer die bijna weer afging. Elke maand opnieuw ... Ik trok een losse veer uit mijn linkervleugelschouder en liet die naar beneden vallen, wensend dat hij of zij er snel zou zijn – mijn reddende Engel. Maar dat gebeurde niet. Verpleegster na verpleger verliet het ziekenhuis, maar geen van hen droeg de tintelende gloed van een verscholen aureool of de bult van bemantelde vleugels. De nacht werd donkerder en mijn geduld kleiner.“Mogen Engelen wel zo laat in de benedenwereld ronddwalen?” geeuwde Raffyr vanwaar hij op zijn rug lag, nog nét niet in een comateuze staat van verveling. Ikzelf week niet van mijn uitkijkpost. Open dan toch!Ik was zo gefocust op die verdraaide deur, dat ik het bijna niet merkte toen er een raam geopend werd en de Engel op wie we al uren zaten te wachten zich erdoor wurmde. Ze verlichtte de donkere steeg ogenblikkelijk met haar stralende aanwezigheid, omhoogklimmend via de brandladder.“Hebbes”, stond Raffyr grijnzend aan mijn zijde in dezelfde seconde. Ik was ietwat teleurgesteld dat de Engel een jong meisje bleek te zijn, met ingebonden vleugels die ik alleen maar kon vermoeden bescheiden te zijn, zoals haar postuur. Maar dat was ik bereid over het hoofd te zien: de komende Maannacht zou wel voor een groeischeut zorgen.We moesten toeslaan voor ze opsteeg, dus met een knikje streken we neer en stortten we ons op het nietsvermoedende verpleegstersengeltje. Ze gilde pas toen het te laat was.“Laat me los!” schopte en sloeg ze in het rond terwijl we haar losrukten van de laddersporten en neergooiden op het asfalt. Dat was voor ze door had wie we waren en in een troosteloos huilen uitbrak. Dit tot Raffyrs véél te grote amusement: “Weet je wat ik ’t leukste vind aan Engelenjacht?” vroeg hij narratief terwijl hij haar gezicht tegen de stoeprand openschuurde. De wenende Engel, noch ik reageerde. Hij bracht zijn mond dichter naar haar gloeiende gelaat om het antwoord in haar oor te fluisteren: “Dat ze niet terugvechten”, lachte hij, en ze huilde harder.Even had ik er spijt van dat Raffyr mijn vaste copiloot was en bedacht ik me dat ik Harmen Belle had moeten meevragen: het enige Nieuw-Anverse Kraaienmeisje dat deze Engel in één bovennatuurlijke oogwenk zou kunnen immobiliseren – nou ja, verstenen - gedurende de ingreep. Gorgonenoog: topupgrade.Met Harmen als copiloot zou ik een beitel nodig gehad hebben in plaats van een scalpel, maar er zou tenminste geen gehuil aan tepas gekomen zijn. In dat geval had ik echter Harmen’s gezelschap moeten kunnen uitstaan en dat was hoegenaamd niet het geval. “Laten we dit gewoon snel doen. Je wrede grapjes bevorderen het proces niet.”Het huilen van een Engel ging door merg en been. Ik probeerde mijn gehoor van mijn verstand te scheiden. Ik wou mijn nieuwe vleugels en daarmee af.Dus Raffyr hield haar stevig tegen de grond gedrukt en ik zwierde mijn benen rond haar om het verpleegstersuniform van haar lichtgevende lijf te scheuren – m’n ogen dichtknijpend wanneer haar blote huid te helder was om direct aan te kijken. Na enkele keren knipperen onthulde ik haar vleugels, dichtgevouwen over haar rug en verscholen onder een eindeloze bos bruine krullen. Haar haren roken naar ... kersenyoghurt of zoiets. Zoet en crèmig tegelijkertijd. Ik streek de krullen aan de kant en aanschouwde mijn toekomstige tweedehands vleugels met een gevoel dat verdacht veel weg had van jolijt. Ze waren minder bescheiden dan ik verwacht had. Ze waren perfect. De maneschijn en het glinsterende licht dat uit de poriën van het Engelenmeisje straalde, waren meer dan voldoende verlichting voor wat ik nu moest doen. Ik klikte alsnog de mijnwerkerslamp op mijn radarbril aan: kunst- en daglicht maakten het Engelenlicht minder intens. Het hielp: ik zag elke veer, alle sterren onder haar huid, milder nu. Het betoverend mooie beeld riep onwelkome twijfels in me op: moet ik dit écht doen? Alwéér?Het antwoord van die dubieuze krekel op mijn schouder was een welgemeende ‘ja’. Ik moest dit doen, en wel nu. Wie weet had ze met haar aureool al een Engelenpatrouille opgeroepen. Dat was niet het soort publiek waarvan ik een staande ovatie mocht verwachten voor hetgeen ik op het punt stond te doen.Ik streelde d’r vleugels glad vooraleer ik het scalpel bovenhaalde. Mijn hand bibberde, maar ik was vastberaden dat niet aan Raffyr te tonen. Ik zou er nooit het einde van horen als hij me betrapte op deze aarzeling. Ik slikte, het scalpel op een millimeter van haar gloeiende huid houdend. Het is de enige manier. Het is wat ik ben. “Niet m’n vleugels ... Alsjeblieft ...” snikte ze, meer tegen zichzelf dan tegen ons. Het schoppen en slaan had ze al opgegeven. Het waren inderdaad nooit vechters, die Engelen. “Ach, ach”, suste Raffyr. “Ze groeien wel terug, Engeltje.”Ik nam een grote hap adem vooraleer diep in haar lichtgevende vlees te snijden. Haar glinsterende bloed, gutsend. Haar oorverdovende geschreeuw terwijl ik wroette, op zoek naar het zwakke punt waar ik ze kon loskoppelen. Haar gesnik op de achtergrond: “Mijn vleugels, mijn vleugels ...” Ja, ze zouden wel teruggroeien.In één finale ruk loste ik de laatste hechting, haar veren gradueel stervend van wit naar grijs naar zwart zodra ze van haar lichaam gescheiden waren. Raff en ik losten onze greep op het meisje en stegen op, de buit in mijn armen vergrendeld.“Goed gedaan, maat! Ging vlotjes”, gaf Raffyr me een schouderklopje. Ik reageerde niet: ik was er klaar mee. Al wat ik wou was naar Doc snellen voor de vleugelinstallatie en tegen morgennacht genieten van mijn nieuwe vleugels. Maar toen draaide ze zich naar ons toe, een milliseconde voor ze uit ons gezichtsveld verdwenen zou zijn, en oh hel, wat wou ik dat ze dat niet gedaan had ...Dat was mijn straf. Dat beeld dat ik in geen duizend jaar van mijn netvlies zou krijgen, zelfs niet als ik Harmen-gewijs mijn eigen ogen zou uitsnijden en vervangen door die van een blinde Aardelf. Zilveren tranen en een gebroken aureool.Glinsterend bloed en een ontvleugelde rug.Dat was mijn straf. Wat als... je zou kunnen infiltreren in het Hiernamaals?Wanneer de zeventienjarige Cleo zich aanmeldt voor een goed betaalde vakantiebaan, is een bizarre sollicitatietest nog wel de minste van haar zorgen. Samen met drie andere meisjes en een jongen krijgt ze een top secret contract voor haar neus. Want de missie die de excentrieke dokter Giamotto voor hen heeft uitgestippeld, is even absurd als alarmerend ...Ga dood. Vind Elena. Kom terug.Hun missie is het redden van de dochter van een steenrijke farmaceuticadirecteur. Maar ze hebben geen idee waar in het Hiernamaals Elena zich precies bevindt. Hoe moeten ze hun krachten aanwenden om weer veilig in het land der levenden terug te keren?Alleen slepen de meesten onder ons die niet létterlijk overal mee naartoe in een oversized handtas.Wanneer Marie Demoorteleer op een week tijd gedumpt wordt én haar job verliest, moet ze de feiten onder ogen zien: een 27-jarige met een troostdekentje gaat het echt niet redden. Toevallig komt ze terecht als kaartjesknipper bij een rondtrekkend circus: knalroze, 18-plus en ladies only. Hier heeft ieder zo z’n bagage. De sterke, excentrieke circusdames (en knorrige klusjesman Phabian) zetten haar vastgeroeste leventje helemaal op zijn kop. Maar hoe lang kan Marie haar geheim voor hen verborgen houden?We hebben allemaal emotionele bagage, toch? Liefde kan je vleugels geven ... of nemen.Max heeft nieuwe vleugels nodig. En als Kraai - een wezen dat deels mens, deels monster en deels machine is - kan dat alleen maar door ze te stelen van een ander gevleugeld wezen. Een Beschermengel bijvoorbeeld. Iemand zoals Lucy. Lucy verliest alles met haar vleugels: haar vrijheid, haar carrière en mogelijk zelfs de ziel van haar Bestemmeling. Maar één veer blijkt genoeg om haar leven terug in handen te krijgen ... Elk met een verborgen agenda, sluiten de Engel en de Kraai een ongewone alliantie. Er staan levens, harten en vleugels op het spel. Achter de boeken met Mathias Maho Omschrijf jezelf in één zin. Als beginnend Belgische auteur van 28 heb ik een groot hart voor dieren en fantasy verhalen, wat zich uit in zeven konijnen, een border collie reu, een paard en een hele stapel boeken.Van welke boeken kennen we je? ‘Ruiters van de Nacht – Relikwieën van het verleden’ is mijn debuut Young Adult - fantasy, wat uit is van 21 maart 2019.Op zijn eenentwintigste jaar begon Mathias aan de fundering van wat later zou uitgroeien tot Ruiters van de Nacht.Waarom moeten we je boek volgens jou lezen? Relikwieën van het verleden is een boek waar je van wil blijven lezen. Het heeft geweldige piekmomenten in het verhaal. Het wekt deinteresse op, de nieuwsgierigheid naar hoe het verder gaat. Er hangt een vlaag van mysterie rond de hoofdpersonages en de uitbarstingen van magie hebben een onverwachte wending die je niet ziet aankomen. De interactie met dieren geeft er een lekkere komische en fantasierijke draai aan. Je kan steeds een bezoekje nemen op mijn website https://mahomathias.wixsite.com/ruitersvandenacht/boekenMathias (oktober 1990) volgde de opleiding Kantooradministratie & Gegevensbeheer. Na lang te twijfelen heeft hij recent besloten om zijn liefde voor dieren aan te sterken door in september 2018 te starten met een opleiding Dierenartsassistent-Paraveterinair via afstandsonderwijs. Na een suggestief voorstel uit zijn vriendenkring besloot Mathias toe te geven aan zijn oude passie: schrijven. Als kind genoot hij er immers van om kleine toneelstukjes uit te werken. Naargelang de jaren verstreken, uitte zich dit in gedichten of lyrics. Ruiters van de Nacht Proloog Haar bruine, doffe haren werden zachtjes meegevoerd door het koude briesje. Ze was vermagerd, ik zag het duidelijk aan haar taille. Met hangende schouders en gebroken ogen staarde ze me melancholisch aan. Haar gezichtsuitdrukking verraadde hoe zwaar ze het had gehad. Ze had ingevallen ogen en een grauwe huid die als leer over haar jukbeenderen spande. Het blauwe geruite hemd was gescheurd en verhulde nauwelijks haar ronde borsten. De jeans zat vol gaten en haar zo typerende strooien hoed hield zichzelf nog bij elkaar door enkele dunne stelen. Het hoedenriempje hing nauwelijks nog aan de hoed en de kralen erop waren dof of gebroken. Haar voeten staken in westernlaarzen, het enige wat er nog quasi degelijk uitzag, buiten de afgeknaagde lap leer aan een van de uiteinden van de schoenen.Het was een vreemd gevoel dat door me heen ging. Opluchting, verdriet? Woede misschien? In enkele seconden flitsten al die herinneringen opnieuw voor mijn geestesoog. Van de eerste date tot het afscheid. Zo gehavend als ze ook voor me mocht staan en ondanks de onvoorspelbare verschijning, was ze nog steeds prachtig. Een warmte verspreidde zich vanuit mijn hart door de rest van mijn borstkas, onverklaarbaar maar toch aanwezig.Chase keerde Myra, zijn paard, en staarde Suzie verbijsterd aan. ‘Wat... Hoe?’ Zijn gefluister bereikte nauwelijks mijn gehoor. Mijn blik verschoof kortstondig naar een vlot dat achter haar lag. De zachte golven van het water in de ondergelopen grot schommelden het ding heen en weer. En dan te bedenken dat we enkele uren geleden gewoon op de bodem van dit hol gewandeld hadden. Ze hield het drijvende oppervlak op zijn plaats door middel van een touw in haar hand. Het vlot tikte af en toe tegen de natuurlijk uitgehouwen trede langs de waterspiegel. Op het eerste zicht leek het ding stevig genoeg om de paarden te kunnen houden. Wat ook wel nodig zou zijn, bedacht ik. Een hoop bijeengebonden houten palen, daar viel het vlot het beste mee te omschrijven. Maar hoe kwam ze hieraan? Sterker nog, hoe kwam ze hier in de eerste instantie terecht?Ze strompelde enkele passen achteruit waarna ze voorovergebogen op haar knieën steunde en zwaar hoestte. Het klonk als een rokershoest van een oude vrouw.Karel, die zijn flinkgebouwde ros Aradys naast Myra had gebracht op de smalle trap naar het water toe, trok voorzichtig aan Chase’ mouw. Toen Chase hem aankeek, fronste Karel zijn wenkbrauwen en schudde met zijn hoofd, gebiedend om meer uitleg. De groene fluorescerende gloed van de drijvende algen in het vuile, klotsende water wierp een vaag licht over de rotswand.Chase liet zich wat naar achteren zakken en fluisterde zacht, in de veronderstelling dat zijn stem mijn oren niet zou bereiken: ‘Dat is Suzie.’‘Suzie? Nicks grote, verloren liefde?’ Hij glimlachte verrast. ‘Die meid die verantwoordelijk is voor zijn gebroken hart?’Chase knikte bedeesd. ‘Nick? Zeg toch iets,’ fluisterde Suzie met trillende stem.Ongemakkelijk kromp ze in elkaar toen ik mijn hand over haar ingevallen wang liet gaan. ‘Je bent nog steeds zo mooi als de dag waarop je mijn hart brak.’ Hoofdstuk 1 Esprit Ik had al langer in de gaten dat er iets niet pluis was, alhoewel ik de gedachte probeerde te verdringen, omdat ik zelf al genoeg aan mijn hoofd had. Vroeger zadelde ik Esprit op en vertrokken we gewoon, onze bestemming nog te ontdekken. Esprit was een draver, twaalf jaar oud toen ik hem kreeg. Eentje met een verleden, dat kon je wel zeggen. Vroeger een wedstrijdpaard, maar uiteindelijk te koop gezet. Het was toevallig dat ik hem in mijn bezit kreeg. Ik was toen nog een jongen met absoluut nihil kennis van paarden. Het kostte me heel wat moeite om hem te berijden, maar na enkele jaren was het vertrouwen zo groot dat ik geen zadel meer nodig had. Toch, voor lange ritten vertrouwde ik op mijn 16 inch White Star westernzadel van donkerbruin leer. Het zitvlak leek speciaal gemaakt voor mijn kont en paste perfect op Esprits lichtjes doorhangende rug. De aandoening heette kissing spines en viel niet meer te genezen, enkel te stabiliseren. Aan de spieropbouw moest gewerkt worden, maar alle goede dingen kosten tijd en energie. Omgaan met Esprit voelde altijd als een therapeutische sessie. Tijdens onze werksessies of ontspannen buitenritjes overtuigde ik mezelf ervan dat hij mij begreep. Dus, als gevolg daarvan vertelde ik hem alles wat er met me gebeurde en wat ik voelde. Esprit was mijn dagboek en ik vond het geweldig. Iedere keer richtte hij zijn oren naar mijn stem. Het was ongelooflijk om te beseffen dat hij vroeger zo onhandelbaar was. Steigeren, bokken, weigeren, hij deed het allemaal. Tot ik besloot om mijn tijd te investeren in grondwerk, specifieke oefeningen die je naast je paard doet in plaats van in het zadel waardoor je zo de basis voor de band tussen paard en ruiter rustig op kan bouwen. Onze training was ook vrij intensief. Iedere dag werkten we samen, op ontdekkingstocht voor zijn spieren. Esprit en ik, zo gingen de zaken. Tot Suzie kwam opdagen.Suzie was iets jonger dan ik. Het was toeval dat ik haar had leren kennen. Esprit verbleef op een privéstalling, samen met enkele anderen. Een van die paarden behoorde toe aan Chase, een vijfentwintigjarige springruiter. Chase stond bekend om zijn liefdesavontuurtjes waarmee hij zichzelf soms in de nesten werkte. Echt goed kende ik hem niet en veel woorden uitwisselen gebeurde ook niet naast het elkaar groeten bij het aankomen of weggaan. Op een bepaalde dag, ergens in de zomer voor zover ik me herinneren kon, zag ik Chase de stalling betreden met een jonge vrouw aan zijn zijde, ze was relatief klein van gestalte. Ik stond in de grote hal, waar langs weerzijden zeven stallen stonden. In het midden daarvan stond een stoffg, oudsolarium dat in geen jaren meer gebruikt was. Ik hoorde Chase’ zware, nasale stem terwijl ik Esprit voor zijn stal, de vijfde aan de rechterkant, had gebonden. De hal met stallen had twee grote schuifpoorten die toegang verschaften aan twee pistes. De grootste was gevuld met wit zand waar kleine lapjes vezelstof tussen zaten, ook wel geopatzand genoemd, de kleinere met geel zand. Tussen beide lag een grondbedekking van aarde en kiezelstenen. De twee silhouetten lachten luidkeels terwijl ze naar de derde stal aan de overzijde liepen. Omdat de zon die dag geen wolkje had om zich achter te verstoppen en de poorten zoals steeds wagenwijd openstonden, verblindde het licht me toen ze langs de open schuifdeuren wandelden. ‘Ziezo,’ zei Chase. ‘Dit is Myra.’‘Ze is mooi,’ sprak de vrouwenstem nog steeds giechelend.‘Ze heeft haar leeftijd niet mee en haar klomphoefje is iets om rekening mee te houden, maar ze houdt zich kranig.’Pas toen beiden voor de staldeur stonden, kon ik zien hoe mooi de vrouw was.Ze was inderdaad niet de grootste, maar wat een vrouwelijke vormen. Het perfecte zandloperfiguur van wat ik zo kon aanschouwen. Ze had bruine lokken met blonde highlights en kleedde zich in de typische cowgirlstijl, inclusief lichtbruine westernboots en een strooien cowboyhoed. Haar blauw geruite hemd stak wat strak in haar nauw aansluitende jeans.‘Het is iets anders dan mijn Arabiertje,’ hoorde ik haar zeggen.‘Myra kan nog gerust mee, hoor.’‘Nou, Gelko is pas zes. Wedden dat ik van je win?’Chase’ gelaatsuitdrukking verraadde zijn ongemak, dit tot leedvermaak van Suzie. Ik slaakte een binnensmondse lach, maar ze had het toch gehoord. Naar aanleiding daarvan keek ze mijn richting uit. Verrast wendde ik mijn blik af en liet onhandig de poetsborstel van Esprit uit mijn handen vallen.‘En de jouwe?’ ‘Dit is Esprit, een draver van twaalf jaar. Hij komt uit de wedstrijden.’‘Wedstrijden, zeg je?’Klaarblijkelijk had ik hierbij haar aandacht. Ze liet Chase voor wat hij waard was en slenterde speels naar me toe.‘Jouw paard heeft in de koersen gelopen?’‘Dat klopt. Lang voor hij bij mij kwam, weliswaar.’ Ik klopte hem zachtjes op zijn nek. ‘Hij heeft een heel verleden, deze knol van me.’‘Een hij?‘Hij is geruind op zijn negende. Je weet wel,’ sprak ik terwijl ik met mijn vingers een knippende schaar uitbeeldde. ‘Maar niettemin vertoont hij nog steeds hengstenkuren.’Ze ging met haar vingers langs zijn schoft en raakte zo, intentioneel of niet, mijn vingers die achter de manen lagen. ‘Heb je jezelf nooit afgevraagd hoe snel hij echt kan?’In mijn ooghoek merkte ik hoe Chase rood uitsloeg. ‘Dat hoeft niet, dat weet ik. Maar vergeef het me, ik ga een eindje rijden.’‘Oh, gezellig.’Ze keek me hoopvol aan, maar voordat ze de kans kreeg om het gesprek verder uit te breiden, keerde ik haar de rug toe en wandelde naar een zijhalletje waar mijn zadelkast stond.Terwijl ik mijn zadel pakte, hoorde ik hoe Chase hopeloos het gesprek opnieuw probeerde op te pakken. Tevergeefs weliswaar, Suzie scheen er geen zin meer in te hebben. Toen ze zei dat haar moeder haar verwachtte, was de improvisatie duidelijk hoorbaar in de ondertoon. Ze liet Chase voor Myra’s stal achter, liep de zadelkamer in en gaf me een briefje met haar telefoonnummer erop.Om een lang verhaal kort te maken, Chase was haar kwijt. Ik verontschuldigde me, waarna hij deed alsof hij degene was die geen interesse meer had in haar.Voor mij geen probleem.De nieuwsgierigheid echter, dwong me er enkele dagen later toe om met haar af te spreken. Van het een kwam het ander en aan het einde van die eerste date volgde er een kus.Ik leefde op wolkjes en was dolverliefd in die komende dagen. Neuriënd en fluitend ging ik naar Esprit, maakte redelijk wat buitenwandelingen en schepte tegen hem op over hoe goed die eerste date ging. Uiteindelijk stootte ik na een buitenrit op Chase, die wat treurig op een baal hooi zat voor het oude solarium in de hal. Ik reed Esprit de hal in, stapte af en bond hem voor zijn stal vast. Hierna maakte ik de gesp die langs weerzijden van de White Star onder Esprit zijn buik liep wat losser zodat het de druk wat zou wegnemen. Per slot van rekening dient zo’n gesp ook alleen maar om het zadel vast te houden tijdens het rijden.Eerst probeerde ik Chase te negeren. Niet mijn zaak, niet mijn probleem.Toen hij echter overging in een zacht gesnik, voelde ik me verplicht om even naast hem te gaan zitten.‘Chase, wat scheelt er?’ vroeg ik voorzichtig.Zijn bollere wangen stonden gespannen, terwijl hij knarsetandend naar woorden zocht. Zijn blauwe ogen staarden me waterig aan.‘Ik had een roos voor haar gekocht, Nick. Die lag op de passagiersstoel van mijn wagen, de dag dat ik haar ging oppikken, en ze heeft die er gewoon laten liggen. Het interesseerde haar niet.’‘Wie bedoel je?’ Ik probeerde de vraag zo luchtig mogelijk te stellen, hopend dat hij niet zou antwoorden wat ik in gedachten had.‘Suzie, natuurlijk.’Verdomme.Ik slikte het oprispende schuldgevoel weg en luisterde naar de klaagzang en het uiten van zijn gebroken hart. Ik liet hem uiteindelijk alleen met de enige troost die ik hem geven kon, het clichézinnetje dat er meer vissen in de zee zwemmen. Later op die dag viel dat ellendige schuldgevoel niet meer weg te slikken. Wat ik gedaan had, was fout.Of niet? Ik ken Chase niet zo goed, dus zo erg is het toch niet?Het was datzelfde schuldgevoel waardoor ik Suzie uiteindelijk liet staan. Gewoon, van de ene op de andere dag. Ik liet eenvoudigweg niets meer van me horen. Geen reactie op sms’jes of telefoontjes, niets. Ik deed alsof ze niet bestond in de hoop mijn schuldgevoel te sussen. Ik had er niet verder naast kunnen zitten. Niet alleen ging het schuldgevoel niet weg, daarbovenop voelde ik nu ook nog eens het gemis van Suzie. Het was vreemd om zo veel kwelling te voelen van iemand waar ik nauwelijks één degelijke date mee had gehad. Alsof er een leegte achterbleef die niet gevuld werd. Misschien was dat wel het effect dat Suzie op mannen had en was Chase daarom zo sneu. Naarmate de dagen vorderden werd hij echter steeds vrolijker, terwijl ik juist somberder werd. Toen ik hem hiernaar vroeg, liet hij het opnieuw overkomen alsof hij degene was die haar in de kou had laten staan.Natuurlijk, ontkenning.Vaak zag ik Chase een springparcours klaarzetten in de piste, Myra opzadelen en een denkbeeldige proef rijden terwijl ik steeds minder zin had om met Esprit te werken. Uiteindelijk kon het niet anders dat Esprit hier de dupe van werd.Op een sombere ochtend dwong ik mezelf naar Esprit te gaan. Ik trof hem in zijn stal aan, bibberend en liggend op de grond met schuim rond zijn mondhoeken. Met een verkrampte maag gooide ik de staldeur open en snelde de stal in om op mijn knieën naast hem te gaan zitten. Met één hand tilde ik zijn hoofd op en legde die op mijn bovenbenen terwijl ik met de andere de plaatselijke dierenarts belde. Terwijl ik panisch schommelend zijn hoofd vasthield en jankte, kreeg ik pas in de gaten hoe mager hij geworden was. Vel over been, niets meer dan dat. Ik vroeg me af hoe dit kon. Waarom heb ik dit niet gezien? Iedere dag kreeg hij zijn krachtvoer en voldoende hooi. Ik wist goed genoeg dat een paard drieëntwintig van de vierentwintig uur de mogelijkheid moest hebben om te eten en dat had hij. Instinctief bekroop me het beeld van het rottende karkas van Esprit, liggend in zijn stal. Omringd door de stalbedekking, waarvoor ik vlas gekozen had, en de vliegen die zich tegoed deden aan zijn karkas.Tranen stroomden over mijn wangen toen Chase de hal in wandelde. Hij kwam bij me zitten. Natuurlijk stelde hij me de typerende vragen zoals wat er aan de hand was. Toen ik hem antwoordde dat de dierenarts onderweg was, knikte hij en ging op de uitkijk staan.Na voor mijn gevoel uren zei hij de verlossing brengende woorden: ‘Nick, hij is hier.’Chase begeleidde de oudere man naar de stal. Ik kende de dierenarts niet, maar zijn nummer hing in de stalling voor in geval van nood.De dierenarts gebood me op te staan terwijl hij verklaarde dat hij een buisje bloed zou prikken uit Esprit zijn hals. De ronde bril schoof bijna van zijn neus toen hij zocht naar een fatsoenlijk stukje om de naald te prikken. Met de palm van zijn vrije hand schoof hij het montuur terug op zijn neus en prikte vervolgens de naald, waarna hij het plastic buisje liet vollopen met de donkerrode vloeistof. Hij ging vervolgens door de schuifpoorten naar buiten en kwam even later terug met een andere spuit die hij ook in de hals stak. ‘Fysiologisch goedje,’ mompelde hij.Zowel de arts als Chase en ik wachtten hierna eeuwigdurende minuten tot we enige verandering in Esprit zijn situatie zagen. Opgelucht zag ik uiteindelijk hoe Esprit moeizaam en met krakende gewrichten overeind klauterde. Hij zuchtte uitgeput en liet zijn hoofd hangen.Dit zal hem wel even op de been houden. Ik heb hem een zoutoplossing toegediend. De bloeduitslagen zullen me vertellen wat er exact aan de hand is. Hoelang heeft hij al geen eten meer gekregen?’De vraag van de dierenarts verraste me niet echt. Esprit zag er inderdaad rampzalig mager uit. ‘Zou u me geloven als ik zeg dat hij gisteren nog drie hooinetten heeft gekregen en zijn krachtvoer?’De dierenarts keek me argwanend aan. ‘Ik bekijk de situatie met een kritisch oog. Dit zijn typische tekenen van ondervoeding. Hier kunnen procedures voor opgestart worden.’‘Als Nick zijn paard dood wilde, had hij u niet gebeld.’De opmerking van Chase kwam net op tijd.De dierenarts haalde zijn neus op en keek me doordringend aan terwijl ik al mijn moed bijeenriep.‘Dit is een conditiescore van twee, zelfs minder. Hij maakt kans op ademhalingsproblemen en hart- of nierfalen.’ De dierenarts pakte een zaklampje, niet groter dan een pen, uit de binnenzak van zijn donkerblauwe hemd en scheen hiermee in de futloze ogen van mijn draver. ‘Dacht ik al,’ mompelde hij waarna hij zijn aandacht weer op mij vestigde. ‘Je mag hem onder geen enkel beding nog krachtvoer geven, uitsluitend water, een zoute liksteen en hoge kwaliteit hooi, dit gedurende tien dagen. Ik hoop in die tien dagen de uitslag te hebben van het bloedonderzoek. Ik kom in ieder geval straks terug met probiotica om de gezondheid van het spijsverteringskanaal te verbeteren. Ik hoop voor jouw bestwil dat er een onderliggende reden is voor zijn zogenaamde plotselinge ziekte, anders ga ik dit tot de bodem uitzoeken. Dit kan niet slechts van enkele dagen zijn.’ Ik wilde er iets tegen inbrengen, maar de dierenarts gaf me geen kans om ook maar een woord uit te spreken. ‘Zodra je paard weer enkele kilo’s hooi naar binnen werken kan, kunnen we opnieuw overschakelen op krachtvoer. Je bent te bereiken op het nummer waarmee je me belde, neem ik aan?’Ik knikte kort, waarna de man met de lege spuit in zijn handen de stalling verliet.Bibberend op mijn benen zocht ik steun op de hooibaal in het midden van de gang.Chase liet me wat bedaren, waarna hij me een geopend blikje energiedrank overhandigde. ‘Misschien is het niet de beste drank die ik je kan aanbieden, maar het is alles wat ik heb.’Dankbaar nam ik het blikje aan en nam een grote slok.Mijn blik ging naar Esprit, die nog steeds in afwezige toestand voor zich uit staarde. ‘Hij kreeg toch iedere dag zijn krachtvoer? Ik heb hem toch altijd van voldoende hooi voorzien? Hoe heeft dit kunnen gebeuren, Chase?’Chase legde zijn hand op mijn schouder en klopte zacht met de uiteinden van zijn vingers terwijl hij naast me ging zitten. ‘Het bloedonderzoek zal aantonen dat het niet jouw schuld is, Nick. Ik heb je vaak genoeg bezig gezien met Esprit, dit kan jij onmogelijk gedaan hebben.’Ik knikte en veegde een traan van mijn wang.Chase stond op en keek me verontschuldigend aan. ‘Vergeef het me, Nick. Ik moet nog wat trainen met Myra.’‘Nee, natuurlijk. Dat begrijp ik. Ga je gang, bedankt voor je steun. Ik had het even nodig.’‘Ik ben er voor je als je me nodig hebt. Veel sterkte, en houd moed. Jullie komen er samen wel doorheen.’ De dagen die hierop volgden waren tijdrovend en onzeker. Zo snel als ik kon, voorzag ik Esprit van het nodige. Een Himalaya zoutsteen in zijn stal en verscheidene hooinetten. Wa-ter had hij doorlopend dankzij de automatische drinkbak. Uit pure angst vertikte ik het om zijn zijde te verlaten. ’s Nachts bleef ik bij hem in de stal, zittend op de stalbedekking met mijn rug tegen de grote betonnen blokken van de stalwand. Veel slapen kwam er niet van, de minste beweging die Esprit maakte, sleurde me uit mijn roes. Bezorgd zag ik erop toe dat hij at, maar het leek wel alsof elke hap die Esprit nam, er eentje te veel was. Ik zag hoe hij bleef verzwakken. Met angst in mijn hart smeekte ik dat de dierenarts op tijd zou zijn, dat Esprit zou blijven knokken. Het was Chase die mij dan weer in leven hield, iedere dag nam hij iets te eten voor me mee. Op een bepaald moment maakte hij me subtiel duidelijk dat het aan te raden was om wat schone kleren aan te trekken. Onder voorwaarde dat hij bij Esprit zou bli-jven, haastte ik me naar huis om mezelf wat op te frissen.Tot mijn grote opluchting kreeg ik eindelijk het verlossende telefoontje van de dierenarts met de vermelding dat hij over een halfuurtje bij Esprit zou zijn.In aller haast vertrok ik opnieuw naar de stalling, om tegelijkertijd met de arts aan te komen. Lichtelijk beschaamd keek hij me aan toen ik onmiddellijk met de deur in huis viel met de vraag of zijn aandoening door mijn toedoen kwam.‘Nee, het spijt me voor die valselijke beschuldiging. Jouw paard heeft een ernstige ondervoed-ing ten gevolge van een heftige ziekte en bijgevolg een infestatie van bloedwormen. Ik ben nog altijd van mening dat het onmogelijk is dat je niet hebt kunnen zien dat hij vermagerde, maar de bloedresultaten bewijzen je onschuld.’‘Ik zei het je toch,’ benadrukte Chase bruut.‘Nick, mijn jongen. Ik heb alle medicatie die je nodig hebt in mijn wagen liggen.’ De stem van de dierenarts klonk plotseling zwaar en weemoedig. ‘Maar er is nog iets wat je in acht moet nemen. Wetenschappelijk gezien is het quasi onmogelijk dat een paard dat zich in een zo ver gevorderde staat van aftakeling bevindt een volledige genezing doormaakt.’Tranen sprongen in mijn ogen, maar ik wist ze krampachtig te verdringen.‘Je moet je afvragen, Nick, wat het beste voor hem zou zijn? Waarmee help je Esprit het meest?’Ik keerde beide mannen de rug toe, deed de staldeur open en legde mijn hoofd tegen Esprits nekwervels. Een rilling trok door zijn flank. Niet langer voelde ik het zachte spierweefsel ontspannen bij mijn aanraking. Een verse traan rolde langs mijn wang terwijl mijn blik langs de uitstulpsels van Esprits beenderen ging onder de kalende huid. Zijn schouderbladen blok-keerden het zicht op de strakgespannen huid over zijn ribben en de heupbeenderen die boven de ingezakte rug uitstaken.‘Nick, ik probeer alleen maar te zeggen...’Vanuit mijn ooghoek zag ik Chase zijn hand op de schouder van de arts leggen. De arts keek hem in verwondering aan, maar begreep wat Chase bedoelde omdat hij schuddend met zijn hoofd de man het zwijgen oplegde.‘Is dit hoe het afloopt, Esprit? Is dit de eindhalte?’ Fluisterend streelde ik zijn hoofd, kram-pachtig proberend om niet in huilen uit te barsten. ‘Er is nog zoveel om te ontdekken. Ik heb je pas net, het is niet eerlijk.’Esprit bleef statisch voor zich uit staren, meer leven zat er op dit moment niet in. ‘Zeg het me. Zeg me wat ik moet doen,’ tierde ik uit pure frustratie en onmacht. Ik legde mijn hoofd tegen het zijne. ‘Ik wil je niet opgeven, Esprit. Ik kan je niet opgeven.’Wat er toen gebeurde, viel niet te beschrijven. Ik voelde een plotselinge warmte, diep vanbin-nen. Bij het sluiten van mijn ogen, voelde ik Esprit zijn hartslag in mijn lichaam en zag ik met mijn geestesoog een blauw oplichtend silhouet.Esprit?Zo snel als het gevoel gekomen was, trok het ook weer uit me weg. Het beschouwende als een teken, verliet ik de stal en zei tegen de dierenarts dat hij me de medicatie moest geven en daarna zo snel mogelijk uit mijn buurt moest verdwijnen.Terwijl hij de stal verliet, staarde ik Esprit bedenkelijk aan. In het besef dat hij de komende tijd op stal zou moeten blijven, beeldde ik me in hoe saai hij het zou vinden. Met een instinc-tieve glimlach rende ik vervolgens naar buiten en vulde een leeg flesje uit de afvalbak met kiezelsteentjes. Aan de bodem bond ik een stukje touw van een hooibaal en hing door een geknoopte lus wat hooi. Als laatste bond ik de fles aan de binnenkant van de staldeur en keek vervolgens vermaakt toe hoe Esprit het hooi van de rammelaar haalde. Ik beantwoordde de vragende blik van Chase door te zeggen dat dit tegen de verveling was toen de dierenarts ter-ugkwam en me haastig de medicijnen overhandigde met de vermelding hoe ze te gebruiken. Zijn blik ging kortstondig uit naar de fles die ik opgehangen had. ‘Leuk speeltje. Jammer dat hij er niet zoveel plezier meer van zal hebben.’Aangedaan door de manier waarop ik tekeer was gegaan, schudde hij me kort de hand en sprak bondig dat hij me de factuur toe zou sturen. Tot slot keerde hij ons de rug toe en verliet grommend de hal. ‘Nick, heeft hij je adres wel?’‘Nee, dat heb ik hem nooit gegeven.’ Ik schoot in de lach en keek de verdwijnende jeep na. Paarden hebben een magisch effect op mensen.Wanneer Esprit, de Italiaanse draver van Nick, ziek wordt, worstelt Nick met een schuldgevoel. Tegelijkertijd is hij verwikkeld in een ingewikkelde relatie. Als er dan ook nog een magiebron in hem ontwaakt, weet hij niet waar hij het zoeken moet.Als er plotseling een vreemde man Nicks pad kruist, gebeuren er de vreemdste dingen. De wereld raakt in de ban van een eeuwige Schemering. Het is aan Nick en Karel om de Relikwieën van het verleden te vinden, artefacten die sterk genoeg zijn om de Schemering tegen te gaan.Het magische effect van dieren... Op jacht naar de verantwoordelijke voor de Schemering en Nicks verdwenen paard, is het aan hem om de harde waarheid te achterhalen over zichzelf.‘We kunnen veel leren van de eerlijkheid van dieren. Dieren zijn niet vervuild door maatschappelijke clichés of taboes. De ogen van een dier zijn als een spiegel, dat heb ik zelf aan de levende lijve mogen ondervinden’, citeerde hij ooit. Hij verwerkt zijn fantasie graag met echte, tastbare zaken. Hij creëert graag een voeling met zijn lezers. Mathias schrijft vanuit zijn eigen buikgevoel en schrijft de mooiste en donkerste gevoelens neer alsof je ze zelf beleefd.Mathias Maho is debutant auteur en vertelt graag over het magische effect dat dieren teweeg kunnen brengen in een donkere wereld. FANTASY Achter de boeken met Pen Stewart Pen Stewart werd op 7 april 1977 geboren in Gent, België, en woont nog steeds in deze streek. Van kleins af aan waren tekenen, lezen en schrijven de voornaamste bezigheden.Haar creatieve activiteiten waren tot voor enige jaren volledig op het schilderen gericht. Pas toen ze door persoonlijke omstandigheden tijdelijk niet meer in de mogelijkheid was om te schilderen, begon ze volop te schrijven. De drang om te scheppen was te groot en zocht duidelijk een andere taal, een ander medium om tot uiting te komen.Nu gaan schrijven en schilderen voor haar samen als twee talen die hetzelfde verhaal te vertellen hebben.Pen Stewart schrijft al schilderend, en schildert al schrijvend.Momenteel studeert ze Master in de schilderkunst, werkt ze halftijds als projectleider, en schrijft ze halftijds.Omschrijf jezelf in één zin. Een spring-in-het-veld met een levenslange passie voor het creatieproces.Van welke boeken kennen we je? Vooral van mijn verbeeldingsroman “Wintercode”, een boek dat opvalt door zowel zijn literaire kwaliteiten, als het feit dat ik er als kunstschilder zessentwintig kleurenillustraties voor maakte. Dankzij dit boek werd ik een van de heel weinige, zo niet de eerste fantasyauteur in Vlaanderen en Nederland, die een stimuleringsbeurs van het Vlaams fonds voor de Letteren wist te krijgen om mijn volgende fantasyboek te schrijven. Een tot nu toe ongezien precedent dat hoop geeft voor ons hele genre. Verder schreef ik twee verhalenbundels. “Nanokanaries en olifantenhersenen”, en “Tijd M.A.N. Chine”. Ook verscheen een kort gothic horror verhaal van mij, “Opgejaagd”, in de korte verhalen reeks “Splinters” van Quasis Uitgevers. Daarnaast werden diverse korte verhalen in verzamelbundels gepubliceerd, zoals in Ganymedes 18, Wonderwaan etc... Waarom moeten we je boek volgens jou lezen?Als je van fantasy houdt, maar ook als je er niét van houdt, is Wintercode iets voor jou. (Mijn eerste recensie kreeg ik van iemand die nooit fantasy wou lezen, ze gaf Wintercode 5 sterren!) Wintercode is een boek dat je raakt, en dat op heel veel manieren, omdat het een heel rijk boek is. Je krijgt een spannend avonturenverhaal met sterke vrouwen in de hoofdrollen, maar ook een boek dat oog heeft voor de Nederlandse taalrijkdom, zonder dat dit het spannende verhaal in de weg staat. Het is een boek dat, als je dat wilt, je ook doet nadenken over de wereld om ons heen, politiek, religie, dictaturen. Echter, ook wie van romantiek houdt zal met Wintercode het juiste boek te pakken hebben. Het is gewoon een must-read, die ondertussen heel veel mooie recensies kreeg in onafhankelijke magazines, maar ook van lezers. Neem gerust een kijkje op mijn website voor meer informatie: www.penstewart.com Wintercode Hoofdstuk 1 Fractaal 16 De man aan mijn voeten kokhalsde. Ik opende mijn analytisch winterzicht. Drago’s dolk had een van de longen doorboord; de val op de messcherp geslepen stenen van de monasteriumtuin had zowel een hoofdwond als een hersenschudding veroorzaakt. Zijn lange, klitterige grijze haar waaierde uit in de sneeuw en de bloedvlek werd groter, woekerde als rode bloemen door het maagdelijke wit.Hij was stervende. Ik moest hem redden.Dat móést gewoon.Ik hurkte naast hem en hield mijn handen boven zijn borst.Langzaam bracht ik mijn ademhaling terug naar mijn binnenste, de kern van mijn zijn, van mijn wintermagie. Daar was het: dat grijze bolletje kracht dat alle mogelijke vormen kon aannemen zodra ik het in mijn macht kreeg.Jammer dat bollen zo glad zijn en zo snel wegglippen. De magie stuiterde buiten mijn bereik en de man kreunde.De menigte toeschouwers op de tribunes in de binnentuin joelde en schreeuwde. Sommigen verwensten me en jouwden me uit. De meesten riepen me aanmoedigingen toe. Solange was een van hen.Opnieuw! Ik moest het opnieuw proberen.Deze keer kreeg ik de bol wintermagie te pakken. Ik bracht het helende proces op gang.De magiebol flakkerde als een kaarsvlam in een felle bries en sprong weg, naar het diepste binnenste van mijn bewustzijn.Bloed gulpte uit de verder opengescheurde steekwond van de Paternaatsgevangene, mijn proefpersoon, mijn... slachtoffer. Hij rochelde, spuwde bloed uit en snakte naar adem. Zijn ogen rolden weg. Geschokt keek ik naar al het bloed. Ik wankelde achteruit. Ik hadde controle verloren, het ergste wat een Wintermagiër kan overkomen.Hetgeen níémand van ons ooit eerder was overkomen.Een heler kwam van de rand van de tribune aangestormd.Mijn handen trilden. Ik liet ze zakken en probeerde mijn twijfel de kop in te drukken. De man aan mijn voeten gleed verder weg.De klap tegen mijn rug kwam uit het niets.De vechtstok schampte nu langs mijn bovenarm.Mijn voet bleef ergens achter haken. De grond kwam op me af.De vlijmscherpe stenen waren met opzet op de binnenplaats aangebracht om ons te stimuleren onze magie sneller te vinden.Verloren inspanning wat mij betrof: ik ving de klap nog net op met armen en benen, wist mijn gezicht te vrijwaren en bleef uitgeteld liggen met de stok van mijn tegenstander in mijn rug gedrukt. Bloed stroomde door talrijke sneden over mijn onderarmen en benen, maar na vijf lagaejaar was ik gewend aan die pijn. Ik kreunde.‘Geef je je over, Chloë?’ vroeg magiër Robert Grauweinde, mijn docent magische en traditionele wapenkunde.De tranen prikten in mijn ogen, want ik wist wat het betekende.De nachtmerrie die me al nachten plaagde...Op de tribunes viel een doodse stilte en dat zei meer dan het boegeroep. Een figuur stond eenzaam en alleen recht, ontzetting op haar gezicht: Solange.Nee, ik kon het niet opgeven, niet nu, nu ik er zo dichtbij was.Bliksemsnel keerde ik me om. Robert had het niet zien aankomen.Ik las het in zijn ogen. Ik greep de stok voordat hij hem kon wegtrekken. Hij trok toch en hielp me daar onbedoeld mee overeind.Mijn knieën brandden en pijn schoot door mijn linkerenkel, maar ik negeerde hem. Ik deed opnieuw een wanhopige, diepe grabbel naar mijn wintermagie.Met veel moeite slaagde ik erin weer grip op de magie te krijgen, haar gecontroleerd te richten. De tintelingen schoten door mijn armen naar mijn trillende vingers en ik richtte nu alles wat ik in me had op zijn hoofd, zijn bewustzijn. Hij sperde zijn ogen wijd open.Zijn gedachten werden heel even de mijne.Ik beleefde zijn kalme vastberadenheid als een deel van mijzelf, zag wat hij zag, hoorde wat hij hoorde. Zijn ogen draaiden weg. Wintermagie sloeg haar banden om me heen en daar was magiër Thomas Lannoo. Hij nam de tweede aanval op zich, de magische aanval. Natuurlijk, dat had ik kunnen weten. Hij had al het hele lesjaar niets liever gedaan dan me op mijn zwakheden wijzen.Mijn adem gierde door mijn keel en ik zwoegde om te blijven ademen.Ik moest Robert loslaten.Dat zou niet zo moeten zijn.Klauwend naar mijn keel zakte ik op mijn knieën. Met moeite kreeg ik een klein beetje lucht binnen. Te weinig...Een grijs waas gleed over alles heen en ik viel languit voorover op de grond. Snijdende pijn in mijn gezicht. De stenen... Die scherpe, scherpe stenen.‘Chloë! Chloë!’Ik kreunde en draaide mijn hoofd. Pijn flitste witheet door mijn nek. De hemel was lithaliumgrijs en met sneeuw bewolkt. De vlokken vielen als veertjes op mijn gezicht. Ik knipperde verwoed met mijn ogen en veegde met een hand over mijn gezicht. Pijn. Bloed.Robert boog zich over me heen. ‘Blijf liggen, Chloë. Heler Lanois komt zo meteen. Hij moest eerst de gevangene...’ Hij maakte zijn zin niet af, maar zijn ogen vertelden genoeg. De heler moest mijn werk opknappen.‘Goden, nee,’ kreunde ik. Wat een afgang. Ik wilde er niet aan denken wat dit voor gevolgen zou hebben. Ik had zo mijn best gedaan, zoveel geoefend, al die extra lessen met magiër Cort Laroux...Voetstappen naderden en Solanges donkerbruine pijpenkrullen dansten in beeld.Robert trok zich terug en liep naar de heler en de gevangene, die roerloos op de scherpe stenen lag.Ik probeerde te glimlachen, maar stopte daar snel mee. Het leek alsof mijn gezicht opnieuw opengesneden werd.Solange streek met bezorgde blik over mijn haar. ‘Goden, Chloë,’ mompelde ze. Ze trok haar hand terug. Die zag rood. ‘Wat ging er fout?’ vroeg ze, zo zacht dat enkel ik het kon horen. ‘Chloë!’ Solange greep mijn schouders en schudde zachtjes.‘Ik weet het niet,’ stotterde ik bijna. ‘De barrière van Foxley... Het was erger dan ooit. Er was niets, alleen die leegte, en slechts een spoor van de magie die er toch zou moeten zijn, en...’ Ik kneep mijn ogen dicht om de tranen terug te dringen. Niemand hier mocht mijn schaamte zien, mijn verslagenheid. Niet hier, in deze arena waar we alles op het spel zetten om onze lotsbestemming te vinden tot het einde van onze dagen. Hier had ik ook mijn lotsbestemming moeten vinden, net als duizenden anderen voor mij gedurende honderden lagaejaren hadden gedaan.Zonder één enkele uitzondering.Heler John Lanois knielde bij me en gebaarde dat Solange opzij moest gaan. Zijn handen veegden over mijn gezicht.‘Gebroken jukbeen,’ verklaarde hij toen hij mijn vragende blik zag.De genezende wonden begonnen te jeuken toen zijn magie als een warm bad door mijn lichaam trok. Er kraakte bot onder mijn rechteroog, alsof het naar buiten werd getrokken en op zijn plaats sprong.Ik slikte en jammerde. Wat later zat ik overeind in de sneeuw.De heler fronste zijn wenkbrauwen. ‘Dat was de voorlopige opknapbeurt,’ zei hij ernstig. ‘De rest doen we vanavond. Een grondige controle. Vertel me dan ook wat er fout ging, novice. Aarzel niet mij alles te vertellen.’Ik knikte, maar zijn woorden glipten als los zand door de mazen van mijn geschokte geest.Solange sloeg een arm om me heen toen magiër Robert Grauweinde me terugbracht naar de tribunes.Mijn blik gleed langs het in grijze broeken en tunieken gestoken publiek. We waren er alle zevenhonderdnegenenzeventig, de meesten volleerde Wintermagiërs, anderen nog novices, zoals de traditie het voorschreef. Uit alle uithoeken van het rijk waren mijn medeordeleden de afgelopen weken hier aangekomen. Er ging een golf van fluisteringen door de toeschouwers. Mensen wezen naar me toen ik voorbijkwam. Hun rode tressen, schuin over de rechterschouder naar het middel gedrapeerd, zwierden heen en weer als vlammen in de sneeuw toen iedereen rekte en boog om een glimp van me op te vangen.Met de hulp van Solange ging ik zitten.Ze legde troostend een arm om mijn schouders. Ik zuchtte. Omdat ik niet langer al die blikken van medenovices en Wintermagiërs kon verdragen, keek ik strak voor me uit, maar dat hielp niets. Mijn handen trilden en misselijkheid overviel me. Aan deze schande viel niet te ontkomen. Wat moest ik doen? Wat zou er gebeuren? Zou ik mijn lesjaar mogen overdoen of naar huis gestuurd worden?De overige novices die nog hun kunnen moesten demonstreren, kwamen en gingen. Niemand ondervond problemen bij de testen, noch bij het helen, noch bij het strijden. Gardisten van het Paternaat namen de laatste gevangene over van magiër Voordeblauw en brachten hem terug naar de celwagens.De soldaten van het Paternaat waren sinds enkele maanden op ons terrein gestationeerd. Toen de onlusten met Uyterland toenamen, wilde onze paternitius zijn beste wapen, zijn magische leger, extra beveiligen tegen calamiteiten die hen ondanks hun magie kondentreffen. Vergiftiging, sluipschutters, wat voor aanval dan ook die we niet zagen aankomen.Aan de overkant van de binnentuin, op het uitstekende deel in de tribune met de bloedrode fluwelen baldakijn, ving ik de blik op van de overste. Hij was nog jong. De kaalgeschoren kruin en de knalrode pij, die als een zak om hem heen hing, deden hem nu echter veel ouder lijken dan hij was. Hij keek me aan met een droevige blik, zijn schouders afgezakt. Ik wendde als eerste mijn gezicht af. Mijn wangen gloeiden en dat kwam niet door de kou of mijn zopasgrotendeels genezen verwondingen. Zijn blik was meer geweest danenkel droevig: wat hij zag, stond hem niet aan. Ik kon wel bedenken wat dat was en de moed zonk me nog verder in de schoenen.De overste stond op van zijn stoel, die gesculpteerd en met bladlithalium was belegd alsof het de troon van een vorst betrof.Onrechtstreeks was onze overste dat ook, al zou onze Grote Leider, paternitius Marco Benefitio, dat niet graag horen. De overste was onze leider en dus nog vóór de paternitius onze eigen, persoonlijke vorst.De overste hief beide handen op om iedereen tot kalmte te manen en op slag was het stil. Iedereen ging zitten, kruiste de armen met de handen op de schouders en boog het hoofd. Pas na drie zachte klappen in de handen van de overste keek iedereen op, maar de armen bleven gekruist, en aangezien alle handpalmen op het eigen lichaam waren gericht kon niemand zijn magie aanwenden tegen of voor een ander. We maakten onszelf onschadelijk uit respect voor en door vertrouwen in de overste.Hij zou het niet anders dulden.‘Geliefde Wintermagiërs, beste novices,’ begon hij op zalvendetoon. ‘Vandaag waren we...’Mijn gedachten dreven af. Grijze vlokjes dwarrelden aan de rand van mijn blikveld en ik had moeite rechtop te blijven zitten. De overste sneed nu en dan door het waas van pijn en vermoeidheid heen dat steeds zwaarder op me drukte: ‘Reeds eeuwen houdt de symbiosetussen onze Orde en het Paternaat stand, en dat moet zo blijven om het welzijn en de veiligheid van beide te verzekeren... paternitius te horen gekregen dat er opnieuw troepenbewegingen gesignaleerd zijn aan de grenzen met Uyterland... extra op toeleggen jullie te bekwamen in de magische én traditionele gevechtstechnieken. Dit is een uitzonderlijke maatregel... wens ik jullie van harte proficiat met de mooie prestatie die jullie neergezet hebben in deze arena... voor een feestmaal dat deze avond in de grote zaal zal plaatshebben! Ga jullie nu opfrissen, tot vanavond, en heil aan de paternitius, Grote Leider, Vader van allen!’ Solange stootte me met haar elleboog in mijn zij. Met veel moeite dwong ik mezelf bij de les te blijven, maar een deel van me wou nog steeds weg, slapen, vluchten, dit was een slechte droom... het was mijn strijd niet meer.De overste kruiste zelf de armen en raakte licht zijn schouders aan, het teken dat wij onze handen van de schouders mochten halen.‘Heil paternitius, Grote Leider, Vader van allen!’ schreeuwde iedereen uitgelaten.Een luid applaus galmde tussen de muren van de binnentuin.Ik liet mijn hoofd in mijn handen zakken en sloot mijn ogen.Heler Lanois haalde zijn handen weg van mijn gezicht en zuchtte diep. Hij liep terug naar zijn dalaneahouten bureau, draaide aan het wieltje van de chemische reservoirs van de lamp zodat meer chemlichter gemengd werd en raapte enkele papieren bijeen. De gloed in de lamp werd feller naarmate de twee chemicaliën zich vermengden en gingen reageren.Even wenste ik dat ik zo’n lamp was en enkel twee vloeistoffen moest laten samenstromen om mijn magie te laten oplichten. Maar mensen waren geen lampen. We verlichtten de wereld niet.Heler Lanois liet zich in de krakende stoel zakken.De laatste tintelingen van zijn helende magie trokken weg uit mijn jukbeen, dat nog niet helemaal gereconstrueerd was na zijn eerste oplapbeurt in de arena. Alle snijwonden waren nu enkel nog jeukende rode vegen.‘Wat gebeurde er deze keer eigenlijk, juffrouw Ramsey, toen u naar uw magie reikte?’ vroeg hij met zijn handen onder zijn kin gevouwen en zijn ellebogen op het bureaublad geleund.Ik opende mijn mond in een poging dat gevoel van eindeloze leegte te beschrijven. ‘Ik weet het niet,’ zei ik. ‘De barrière van Foxley... Ze was erger dan ooit. Er was enkel leegte, daar waar mijn magie had moeten zitten... Ik voelde níéts. Ik probeerde het nog eens, uit alle macht, en eindelijk was er dat kleine vonkje achter die barrière. Ik reikte ernaar en toen kwam magiër Grauweindes aanval en glipte alles weer weg en, en...’ Ik zweeg en keek de heler hulpeloos aan, beelden vol bloed dansten voor mijn geestesoog. ‘Ik weet niet wat ik moet doen,’ stamelde ik. ‘Heeft iemand... Heeft iemand ooit al...?’Toch wel, juffrouw Ramsey, maar het waren slechts twee gevallen in de laatste duizend lagaejaar.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Nergens is echter beschreven waar het falen door kwam. Over de barrière van Foxley wordt niet gesproken. Wat het ook is dat uw magie belemmert, het is zeldzaam. We voelen de barrière allemaal en toch heeft niemand er zoveel last van als u. Ze wordt voornamelijk beschouwd als een psychologisch gegeven, weet u. Een mentale grens die we over moeten om bij onze magie te kunnen.’ Hij schonk me een waterige glimlach en schudde toen weer droevig zijn hoofd.‘Wanneer bent u geboren, juffrouw Ramsey?’‘21 december 3678 Lagaejaartelling, heler. Tweeëntwintigste dagdeel, tweeënvijftig tijdseenheden. Heler Lanois nam zijn wintermagiekalender. ‘Mm, en de astronomische zonnewende was toen exact op het drieëntwintigste dagdeel,’ mompelde hij. ‘Ik vraag me af hoe het bij die andere twee gevallen zat. Als we een constante konden vinden, een aanwijzing misschien...’ Hij zuchtte en keek me ontmoedigd aan. ‘U zou geen last mogen hebben van die barrière. U zou sterk moeten zijn, zeer sterk zelfs. Zó dicht bij de zonnewende ter wereld gekomen, en tochwerkt het voor u niet.’ Hij schudde opnieuw zijn hoofd, troostend en diep bezorgd tegelijk. ‘Ik wenste dat ik u kon helpen, juffrouw Ramsey.’Ik negeerde zijn hoop en goede wensen, want ik geloofde er na al die lagaejaren niet meer in. ‘De overste, wat gaat hij nu doen, heler? Wat gaat er nu met mij gebeuren?’Heler Lanois friemelde aan de papieren op zijn bureau. Zijn handen lagen geen tel stil. ‘De andere twee werden naar huis gestuurd. Niemand heeft ooit nog iets over het verdere verloop van hun levens geschreven,’ antwoordde hij met duidelijke tegenzin. Hij ontweek mijn blik en staarde naar de dansende lichtstromen in de gloedbol van de lamp.Ik wendde me af. Buiten was het donker, maar in het schijnsel van de bureaulamp hoopte de sneeuw aan het raamkozijn zich steeds hoger op. Hier en daar passeerden de schaduwen van de gardisten die in de binnentuin wachtliepen.‘Ik stel voor dat u nu naar het feest gaat, juffrouw Ramsey,’ zei heler Lanois opeens, alsof hij van mij en mijn lastige vragen af wilde.‘Geniet ervan en probeer misschien al wat te overdenken wat u bij uw thuiskomst gaat doen. De overste zal u zeker nog willen spreken,maar ik denk niet dat u hier nog lang zult kunnen verblijven.’Solange stond me tegenover de deur van de heelkamer op te wachten.‘En?’ vroeg ze meteen.Ik haalde mijn schouders op en liep haar voorbij. Haar voetstappen voegden zich bij de mijne. We daalden de grote trap af en gingen via de ontvangsthal naar de grote zaal.Al in de ontvangsthal konden we het opgewonden geroezemoes horen. Ik kreeg een zwaar gevoel in mijn buik, alsof mijn maag verzakte. Vreugde vermengd met triomf weerkaatste tegen de hoge, grijze spitsgewelven en verbroederde met de geur van heerlijk eten.Ik bleef staan.Solange botste bijna tegen me op. ‘Weet je het zeker?’ vroeg ze.‘Als je niet wilt, dan begrijp ik het best, dan gaan we naar jouw of mijn kamer en vragen de kok om ons iets kleins te brengen. We kunnen bij mij eten. Ik heb net post gekregen van mijn ouders: kleren, maar ook wat lekkernijen...’ Ze viel stil. Haar handen vielen langs haar zijden. Besefte ze dat ze maar wat uit haar nek stond te kletsen om de spanning te doorbreken en om de realiteit buiten de deur te houden?‘Heler Lanois zegt dat ik naar huis gestuurd zal worden.’ De ontvangsthal draaide om me heen met zijn grote ramen en luiken en al zijn fluwelen draperieën en oude schilderijen van vaak al even oude oversten.Solange wendde haar gezicht af. ‘Daar was ik al bang voor.’ Ze keek me opeens weer recht aan. ‘Nou, dat wil zeggen dat we er het beste van moeten maken. We gaan naar dat feest, wat denk je? Je hebt net als wij vijf lagaejaar alles gegeven, alles opgegeven.’Ik schudde mijn hoofd. ‘Mijn ouders vermoorden me nog liever dan met deze schande te moeten leven.’ Ik wist dat als ik nu terugkeerde, dat niet betekende dat ik mijn vroegere leven terugkreeg. Er was te veel gebeurd tussen mij en mijn geliefden toen ik hun liefdeen vriendschap definitief afwees om mijn geboortelot te ondergaan.Wat moest ik in godesnaam beginnen?De blikken van mijn medenovices brandden in mijn rug toen we naar onze vaste tafel liepen. Onze plaatsen waren vrij. De plaatsen ernaast ook. Jane, Cavendish, Julie en Kim, die anders naast ons zaten, waren zo ver mogelijk van ons af gaan zitten. ‘Het lijkt wel alsof ik een besmettelijke ziekte heb.’‘Kop op, Chloë,’ zei Solange. Haar vertwijfelde uitdrukking sprak haar woorden echter tegen.Het voorgerecht was al koud, maar toch aten we het nog op.Solange vond het lekker of deed alsof. Ik proefde er niets van en prikte er maar wat in. Het gefluister van de novices en magiërs die het dichtst bij me zaten, nam toe. Steelse blikken werden op ons geworpen wanneer ze dachten dat ik het niet zag.Maar ik merkte het.Eerst probeerde ik het te negeren. En toen dat niet lukte, ging ik rechtop zitten, trots en uiterlijk sterk.Solange keek me fel aan en boog zich naar me toe. ‘Zo wil ik het zien. Laat niet over je heen lopen. Je hebt een heel leven voor je. Dit is niet het einde, Chloë!’Ik schoof mijn bord opzij. ‘Beeld je eens in dat ze jou hier wegsturen, Solange. Wat zou jij doen? De kleermakerszaak van je ouders overnemen terwijl je amper een naald gehanteerd hebt? Ik ben een slagersdochter zonder veel kennis over het scheiden van karkassen of het verkopen van vlees. We waren voorbestemd om Wintermagiërs te worden. Heb jij je tijdens de basisopleiding met iets anders beziggehouden dan de voorbereiding op je leven hier? Ik niet. Ik werd in speciale klassen gestopt, weg van de andere kinderen. En ik kan niet, zoals jij, hulp vragen aan broers of zussen!’ Ik stopte en knipperde met mijn ogen om niet in tranen uit te barsten.‘Het spijt me, ik had er niet bij stilgestaan,’ stamelde Solange.‘Laat ook maar, ik moet hier weg. Al die blikken, dat gestaar en gefluister, ik hou het niet meer uit!’ Ik had me steeds meer voorovergebogen omdat ik zacht maar dringend, bijna sissendsprak, en we staarden elkaar van heel dichtbij aan over de tafel.Solanges haar gleed over haar schouder, in haar bord. Ze zag het, streek het met een hand weg en trok een vies gezicht. ‘Goed dan. Waarheen?’‘Ik ga naar de overste. Ik moet hier met hem over praten. Ze moeten me de testen opnieuw laten doen, desnoods doe ik mijn lesjaar gewoon nog eens over.’Ze knikte en ik kwam overeind.‘Ik ga alleen.’ Ik wilde niet dat ze meeging zodat ze kon zien dat ik bang was om de overste onder ogen te komen. De waarheid was dan wel dat ik met mijn rug tegen de muur stond en niets, helemaal niets meer te verliezen had en zoveel mocht afgaan als ik wilde, maar dat betekende niet dat Solange daarvan getuige moest zijn.‘Vergeet het, ik ga met je mee. Ik laat je niet alleen zoals je er nu bij loopt, Chloë. Je ziet eruit alsof je in staat bent stommiteiten te begaan.’ Ze liet zich niet afwimpelen.We liepen samen naar de uitgang. Ik deed erg mijn best de starende blikken te negeren. ‘Nou, bedankt zeg! Hoe kun je nu zoiets zeggen? Ik héb al stommiteiten begaan vandaag, Solange,’ zei ik. ‘De grootste van allemaal. Eentje kan er nog wel bij, zeker?’Ik had meteen spijt van mijn uitval. Solange was me altijd trouw gebleven, mijn enige echte vriendin hier, die nooit gespot had als ik het weer eens fout deed. Hoe haalde ik het in mijn hoofd om haar nu zo van me af te duwen?Ik sloeg mijn ogen neer. ‘Sorry, dat had ik niet moeten zeggen. Kom gerust mee, als je wilt. Wacht je dan op me in de gang?’Ze knikte. Dat was Solange nu eenmaal: solide als een rotsblok als het op toewijding aankwam én een excellente Wintermagiër.Op de grote gang boven kozen we de eerste corridor rechts, naar de zijvleugel. Het was een brede gang met veel beelden, gebeeldhouwde kisten en weelderig brokaat aan de ramen. We wachtten eerst in de grote gang tot de gardisten van het Paternaat, die links en rechts van de corridor stonden, even weggingen om een rondgang te maken en glipten toen de corridor in waar we normaal gezien zonder toestemming van de overste niet mochten komen.De gang eindigde op een dubbele deur. Het gemurmel van stemmen klonk op door een kier tussen de deuren. Solange en ik keken elkaar aan.Ze schudde langzaam haar hoofd.Ik fronste en stapte toch naar voren. Wat had ik nog te verliezen?Bij de deuren stapte ik opzij, in een nis met dikke brokaatgordijnen.Solange kwam naast me staan. Dat was net op tijd, want er kwam al een nieuw stel gardisten aan de kruising met de grote gang postvatten. We stonden niet helemaal verborgen, maar het moest maar volstaan. Ik gebaarde dat Solange stil moest zijn en sloop een klein beetje verder. Binnen voerde men nu een verhitte discussie, steeds luider.‘... kan toch niet zo zijn, overste!’ zei magiër Robert Grauweinde.Ik zou zijn zware, wat hese stem uit honderden herkennen.‘Er is geen andere weg voor haar, Robert. Ze faalde en Wintermagiërs falen niet, nooit. Ik kan haar hier niet houden.’‘Maar moet het op die manier? Er moet toch een andere oplossingzijn? Kunnen we de regels niet aanpassen, overste? Het kind heeft haar hele leven lang te horen gekregen dat dit haar lotsbestemming was!’‘Dat blijkt dan een vergissing te zijn, magiër. Wilt u haar gebrekaan kunde betwisten? Waren we scheel, blind en misleid dezemiddag? Ik dacht het niet. Er is geen ontkennen aan. En in zo’n gevalmóét ik de regels van de Orde volgen.’ Het bleef even doodstil.‘Dus ze moet sterven?’ vroeg Robert Grauweinde. Artistic Chapters by Pen Stewart Een gemengd aanbod lezingen en workshops voor uw organisatie, maar ook opleidingsdagen of coaching op maat voor uzelf als auteur.Een van de beste fantasyauteurs van Vlaanderen.Pen promoot fantasy in Vlaanderen en heeft daarbij de volle steun van zowel het VFL, Sabam als Creatief Schrijven. Dit wil zeggen dat u op www.auteurslezingen.be subsidie kunt aanvragen bij het VFL om een lezing van Pen Stewart te geven. Aanbod voor bibliotheken, boekhandels, auteurs, scholen en culturele instellingen:Lezing “Wintercode”, over het ontstaan van dit boek en het schrijfproces.Workshop creatief schrijven, waarbij we de basis van een verhaal opbouwen aanleren.Workshop: nieuwe fantasywezens scheppen.Lezing “Fantasy door de eeuwen heen”, over de geschiedenis van dit genre.Creatief schrijven, workshoptraject gedurende een volledig schooljaar, voor het middelbaar.“Ik zoek een uitgever, en nu” op 24 november ’19 in “Entre Cour et Jardin” te Melle, voor schrijvers die sterk willen staan en de boekenmarkt willen kennen alvorens een contract te tekenen. Dagopleiding van zes lesuren met o.a. info over auteursrecht, contracten, uitgeverijen, boekenmarkt, juridisch statuut, belastingaangifte, subsidiemogelijkheden etc. Redactie, proeflees + beoordelingsrapport, persoonlijk coachingtraject voor auteurs.Pen is een veelgevraagd spreker op o.a.:Beneluxconventie voor fantasy en SciFi, In bibliotheken en leesclubs, middelbare scholen, bij de Vlaamse culturele fondsen zoals het Willemsfonds, in scholen en opleidingscentra zoals “creatiefschrijven.be”, op de boekenbeurs in Antwerpen.Interesse? Mail of bel me:Artistic Chapters by Pen Stewart Telefoon 0479/85 59 50 Pen@penstewart.com www.penstewart.com 1)2)3)4)5)6)7) Achter de boeken met Dimitri Balcaen ‘Het klasje heeft de hele namiddag zitten luisteren naar de verhalen die uw zoon verzon.’ Met die woorden zette een kleuterjuf onbewust de piepjonge Dimitri Balcaen (24/02/’89) op het pad om schrijver te worden. Gaandeweg verzamelde hij steeds meer vaardigheden die hij nodig achtte om zijn droom te verwezenlijken. Zo werkt hij momenteel als marketeer en behaalde hij onder meer diploma’s in multimediarealisatie, publiciteit en copywriting. Naast het uitwerken van romans houdt Dimitri zich ook bezig met het schrijven en regisseren van (kort)films, televisiereeksen en theaterstukken.Omschrijf jezelf in één zin. Hoofd in de wolken, handen op het toetsenbord en de rest ergens tussenin. Van welke boeken kennen we je? De meeste mensen zullen mij kennen van ‘Peter & Pan’, mijn meest recente roman. In dit verhaal volgen we de smokkelaar James Barrie die de Griekse god Pan achterna gaat nadat hij er vandoor is gegaan met een groep kinderen, waaronder James’ eigen zoon. Gaandeweg evolueert dit avontuur in het ontstaansverhaal van karakters als Peter Pan en James Haak. Een must-have voor iedere fan van Peter Pan! Daarnaast is er ook mijn debuutreeks ‘Zusters van het Atoom’. Beide verhalen spelen zich af in een wereld waar de kerk aan de macht is vanwege het bestaan van mirakels. Het gevolg hiervan is echter dat zowel vrouw als wetenschap onderdrukt worden. Wanneer de hoogzwangere Blanche dan ook betrapt wordt op het uitoefenen van lijkschouwingen heeft ze geen andere keuze dan op zoek te gaan naar de befaamde Zusters van het Atoom in de hoop bij hen soelaas te kunnen vinden. Houd ook zeker een oogje in het zeil voor mijn nieuwste roman later dit jaar. ‘Grimoire: de goden van morgen’ is het eerste deel van een jeugdreeks waarin jongeren die worstelen met psychische/mentale problematiek de kans krijgen helden net als hen te ontdekken. Waarom moeten we je boek volgens jou lezen?Moeten is een sterk woord, maar als je op zoek bent naar iets met een betekenis dan ben je aan het juiste adres. Geen van mijn boeken zijn simpel ‘een verhaal’. Met de ‘Zusters van het Atoom’ reeks probeer ik thema’s zoals het tekort aan vrouwen in STEM-velden en de hedendaagse invloed van de kerk op zowel vrouw als wetenschap aan te kaarten. Met ‘Peter en Pan’ wou ik een nieuwe diepte geven aan een verhaal dat iedereen reeds dacht te kennen. En ‘Grimoire’? Die reeks zal hopelijk heel wat kinderen een hart onder de riem steken. Peter & Pan Hoofdstuk 1 De Honderdjarige Oorlog James hoorde zijn buren schreeuwen om hulp, maar hij bleef rennen. De veiligheid van zijn gezin was nu het enige dat telde. Van veraf kon hij zien dat de vlammen zijn huis reeds likten. Hoe had het vuur zich zo snel kunnen verspreiden? Half Bishop’s Lynn leek ondertussen in lichterlaaie te staan. Tijdens het aanmeren van zijn schip was het zo erg nog niet. Maar een stemmetje in zijn achterhoofd had hem aangezet om het op een lopen te zetten. Het kon hem niet schelen wat zijn bemanning daarvan dacht.James was hun kapitein, al was het meer in ziel dan in naam. Als smokkelaars maakten hij en zijn mannen graag gebruik van de aanhoudende conflicten tussen Frankrijk en hun thuisland Engeland. Maar nu, aan het eind van wat wij uiteindelijk de honderdjarige oorlog zouden noemen, zag het er naar uit dat hun geluk ten einde was gekomen.Smokkelen had hen niet rijk gemaakt. Dat kwam nu goed uit voor James, die zich geen stevigere voordeur kon veroorloven. Een welgeplaatste schouder in combinatie met zijn ferme aanloop waren dan ook genoeg om in zijn eigen woonst binnen te breken. Het was er verdacht rustig. Geen vlammenzee. Voorlopig had enkel de rook het pad naar beneden gevonden via de trap. Maar dat verontrustte James des te meer. Wat als ze nog in de slaapkamer waren? Hij stond op punt de wankele trap op te stormen, ongeacht de hel die hem boven stond op te wachten, toen hij de schim in de hoek zag zitten. ‘Audrey?’Geen antwoord. Toch moest het haar wel zijn. Vrees greep James bij het hart. Ze bewoog niet, maar de glans van de vlammen die zich door het plafond begonnen te dringen werd in haar ogen weerspiegeld. Het ergste vrezend kroop hij naar haar toe. De rook begon reeds op zijn adem te slaan. De hitte nam met elke minuut toe. Hoewel het moeilijker werd om iets te zien in de ruimte, verloor James twee zaken niet uit het oog: de deur en zijn vrouw. Het tweede was bijna binnen zijn bereik. Hij kon haar gezicht nu duidelijk zien. Terwijl James’ ogen traanden van de rook, was er geen druppel rond die van haar te bespeuren. James was klaar de hoop op te geven en verder te zoeken naar Peter. Maar toen viel zijn oog op haar borst. De beweging was minuscuul. Enkel omdat de rest van haar lichaam zo stil was, viel het op. Ze nam korte en schokkende happen naar lucht. ‘Audrey?’ vroeg hij nogmaals. Hij nam haar bij de schouders en schudde haar zachtjes. Misschien beeldde hij het zich in, maar James meende dat ze hem heel even aankeek. Meer had hij niet nodig. Hij moest haar in veiligheid brengen. Dit moest eerst gebeuren. Aan Peter mocht hij nu niet denken. De ruimte was niet zo groot, maar stond vol genoeg om voor verwarring te zorgen in de rook. James had één cruciale fout gemaakt. In zijn bezorgdheid had hij de deur uit het oog verloren. De rook begon hem nu ook te bedwelmen. Denken werd moeilijker met iedere hap naar lucht. Zijn handelingen slomer. Zelfs zijn vrouw, die hij anders met gemak ophief en rondzwierde tot Peters plezier, begon nu door te wegen. Ze moesten zo vlug mogelijk buiten raken. En met haast kwamen risico’s. Iets raakte James’ scheen harder dan verwacht. Waarschijnlijk slechts een stomme kruk die Peter had laten rondslingeren, maar onder de omstandigheden was dat genoeg om hem neer te halen. Nog voor hij de grond raakte, had James alle moed verloren. Hier zou hij sterven. Niet op volle zee, zoals Audrey altijd had gevreesd, maar met haar in zijn armen. Ze misten alleen Peter nog.‘Kap’tein? Waar bent u?’James kon zijn oren niet geloven. Had hij hem gevolgd? De simpele ziel. Hij wist niet beter.‘Hier, Smee!’ antwoordde James moeizaam. Hij keek op en zag de mollige vorm op hem af komen. Als hij zich doorheen de vlammen waagde voor hem, dan kon James hem moeilijk alles alleen laten doen. Met veel moeite vond hij zijn tweede adem en kroop hij recht. Smee stond nu aan zijn zijde. De goedlachse man keek hem aan met de ogen van een bezorgd kind. ‘Gaat het?’ James knikte. ‘Audrey moet dringend naar buiten. Help me even.’‘En Peter?’ Daarop gaf James geen antwoord. Hij bukte zich en hief Audrey alleen op. Dat bracht hem terug aan het wankelen. Maar ondanks zijn vele gebreken had Smee de hint gesnapt. Een bevel van de kapitein zou hij nooit negeren. James had ongeveer gezien waar Smee vandaan kwam. Dat was goed genoeg om hem te heroriënteren in de richting van de deur. Samen sleurden ze Audrey zonder verdere incidenten naar buiten. James zorgde ervoor dat er genoeg afstand was tussen hen en het huis alvorens ze stopten. Hun woonst, zijn thuis, zou niet lang meer rechtstaan. Wanneer hij zeker was dat ze veilig waren, zo veilig als mogelijk was in de vlammenzee die hen omringde, zakte James terug door de knieën. Audrey lag nog steeds verstijfd. James zag dat Smee terug wou vragen of het met hem ging en hield hem tegen. Hij had de moed niet om ‘nee’ te zeggen.Door de rook was het nog steeds pijnlijk om adem te halen. Maar het was nog pijnlijker voor James dat hij terug in de open lucht weer helder begon te denken. Hij keek meermaals terug naar het gebouw en dan weer naar zijn vrouw. De realiteit begon door te dringen. Hij was er niet voor hen toen ze hem het hardst nodig hadden.Onbeschaamd kroop hij tegen zijn vrouw aan. Zijn gezicht was nat van de tranen. Ook Smee kon zich niet meer bedwingen.‘Audrey, het spijt me zo. Ik heb Peter niet gevonden. Ik heb hem niet gevonden....’ snikte James in haar oor. ‘... Peter...’ Het woord was niet meer dan een zucht, maar griefde zich in James’ brein. Beeldde hij het zich in? Het moest wel zijn. Hij rechtte zich. Audrey lag er nog even onbeweeglijk bij als voorheen. Zelfs haar ogen bleven boven haar de nacht instaren zonder te knipperen.‘Kap’tein, kijk.’ zei Smee. James volgde de blik van zijn verbaasd bemanningslid tot aan Audreys hand. Tot zijn verbazing zag hij die trillen. Af en toe schoot haar wijsvinger de lucht in, om daarna direct terug op te krampen. James’ blik volgde de richting die ze aanwees. Daar lagen de stallen. Het kon geen toeval zijn.Met grote moeite en wat hulp van Smee, slaagde James erin recht te staan. ‘Smee, blijf bij Audrey. Als iemand voorbij komt, vraag dan om hulp. Of op z’n minst water, zodat haar ogen niet verder uitdrogen. Ik ga Peter zoeken.’ zei hij.Smee knikte. Hij mocht dan wat simpel zijn, James kon zich niemand loyaler inbeelden. Audrey was voorlopig in goede handen. Wankelig strompelde James op de stallen af. Het vuur was nog niet tot daar overgeslaan, maar het zou niet lang meer duren. Het was geen eigendom van hen, maar Peter beleefde er al zijn avonturen met zijn vriendjes. Zou hij zich nu ook zo dapper tonen, tussen de panikerende paarden die ieder moment op hol konden slaan? De poort naar de stal stond op een kier. Dat was alvast een goed teken. Van buitenaf kon James de angstkreten van de dieren al horen. Af en toe weerklonk gestamp van een paard dat zijn staldeur probeerde open te breken. James had altijd al gehoord dat ze gevaar konden ruiken. James vroeg zich af waar de staleigenaar en zijn knechten waren. Vast mee aan het helpen het vuur te bestrijden. Toch was het vreemd dat geen van hen achter was gebleven om de paarden naar buiten te leiden. Dat zou James dan ook maar op zich moeten nemen, zodra hij Peter had gevonden. Hij was niet echt wat je een dierenvriend zou noemen, maar hij kreeg het niet over zijn hart om hen aan hun lot over te laten. ‘Peter? Waar zit je?!’ riep James. Geen antwoord, al was het goed mogelijk dat James’ kreten verloren gingen tussen al het gehinnik. Voor een 11-jarige waren hier genoeg plaatsen waar een volwassene je nooit zou kunnen vinden. James kende maar enkele van Peters verstopplaatsen hier. Voor hem uit de andere te lokken, was een streng woord meestal genoeg geweest. ‘Peter! Je hoeft geen schrik te hebben. Papa is terug thuis!’ riep James.‘Ah. De jongen had gelijk. Hij zei dat je hem ging komen halen.’De stem kwam van overal en nergens. Op slag werd het stil in de stallen. De paarden durfden haast niet meer te bewegen. Ze zouden eerder het vuur trotseren dan wat net had gesproken. Dit was het verschil tussen angst en doodsangst. ‘Henry? Ben jij dat? Dit is geen tijd voor grappen! Het vuur kan elk moment overslaan.’ riep James terug. De stalknecht stond gekend voor zijn ongepaste grappen en herkenbaar maar vooral omvangrijk figuur. Een figuur die James nu net als Audrey met wagenwijde ogen ineengezakt tegen de muur zag liggen. In zijn hand zat een hooivork vastgeklemd.‘Is dat zijn naam? Hij probeerde tussen mij en Peter te komen.’ weerklonk het.James slikte. Als gelovig man begon hij te vrezen dat hier duistere machten aan het werk waren. Toch probeerde hij zijn angst te verbergen. Zwakte zou zijn einde betekenen. Daar was hij zeker van. ‘Maak je je zorgen om hem?’ vroeg de stem minachtend. James schudde het hoofd. Audrey had tekenen van verbetering getoond, hoe klein ze dan ook mochten zijn. Met wat geluk betekende dat dat hun toestand slechts tijdelijk was.‘Enkel om Peter.’ antwoordde hij. ‘Ik kan je garanderen dat hij in goede handen is.’ James luisterde goed naar de woorden. Hij hoopte met enig geluk hun oorsprong te kunnen achterhalen. Maar de antwoorden die de stem gaf leken van iedere kant te komen.Aangezien dat niet werkte, probeerde James de stem dan maar te paaien. ‘Daar twijfel ik niet aan. Bedankt om hem veilig te houden. Maar ik ben hier nu. Laat mij hem nu verder beschermen.’Daarmee moest de stem lachen. Een geluid zo diep en dierlijk van aard. Het kostte James heel wat inspanning om niet te beven. Desondanks leek er iets triest onder de spot te schuilen. ‘Was het maar zo simpel.’ klonk het, ‘Zeg eens, hoe heet je, zeevaarder?’‘James. James Barrie.’ antwoordde James.‘Wel, James, sta me toe mezelf te herhalen. Je zoon is in goeie handen. Vertrouw me wanneer ik zeg dat je nu best vertrekt.’ zei de stem.Zo overtuigend klonk de stem, dat James haast gehoorzaamde. Haast, maar niet helemaal. Zijn gedachten waren drukbezet met andere zaken. Hij had de hele ruimte afgespeurd tijdens het gesprek. Rondom hem was er niets te zien. Logischerwijs bleef er nog maar één plaats over. ‘Niet zonder Peter.’James keek naar boven. Instinctief maakte hij een kruisteken met zijn handen. Daar, tussen de balken, was de bron van de stem te zien. In het donker was het slechts een omranding, maar die suggereerde genoeg. James telde vier horens op het hoofd, twee (of drie? James was het niet zeker) gloeiende groene ogen en één gat in het midden van de borstkas van het wezen. Achter hem schuilde een kleiner silhouet.Dat had je beter niet gedaan, James.’ gromde het wezen.Er was geen tijd om te aarzelen. Nog voor de schim zijn woorden had uitgesproken, was James bij Henry’s lichaam. Hij snokte de riek uit zijn verstijfde hand. De vingers lieten los met een akelige krak. Maar James had geen tijd om zich schuldig te voelen. Hij hoorde iets dat op enkele muzieknoten leek. Vanuit zijn ooghoek zag hij beweging. Gedreven door angst draaide hij zich om, klaar om het beest terug te zenden naar de hel.En stond oog in oog met Peter. Het was ondertussen al enkele weken geleden dat James zijn zoon nog had gezien. Jongens van zijn leeftijd ondergaan wel vaker een groeispurt. Maar dit was gewoon onmogelijk. James waagde een blik naar beneden en zag waar hij voor vreesde. Peters voeten raakten de grond niet. De ogen die hem aankeken waren al even zielloos als die van de anderen. De rest van zijn lichaam leek ook verkrampt te zijn. Enkel zijn mond kon vrij bewegen. ‘Maak je geen zorgen, papa. Pan zei dat hij goed voor ons zal zorgen.’ zei James’ zoon.James geloofde geen enkel woord die uit de mond van zijn kind kwam. Maar nu wist hij tenminste de naam van zijn vijand. Dat was op zich al iets waard.‘Waarom doe je mij dit aan?’ schreeuwde hij zonder op te kijken. Wie weet wat er kon gebeuren als hij zijn ogen even van Peter zou afwenden?‘Aandoen? James, ik geef jullie iets dat niemand anders heeft gekregen: een kans om afscheid te nemen.’ antwoordde Pan.Van tussen de balken weerklonken terug enkele noten. Peters voeten raakten de grond. Zijn spieren leken te ontspannen. Nog voor James iets kon doen, had zijn zoon hem al vast in een omhelzing. Dat had hij al niet meer gedaan sinds hij een kleuter was. De riek klaterde neer op de vloer. James wist niet wat te doen. ‘Ik kan je niet laten gaan, Peter.’ zei hij.‘We hebben geen keuze.’ antwoordde Peter dapper.James knielde en nam zijn zoon nu zelf in zijn armen. Hij greep zo hard als hij kon, ook al deed dat Peter pijn.‘Hoor je me, Pan? Ik laat hem niet gaan!’ riep James. ‘Het spijt me, James. Ik weet hoe pijnlijk het is om een kind te verliezen. Maar we hebben Peter nodig. Hij is een ... speciale jongen.’ zei Pan zeemzoet.‘Waag het niet hem te nemen. Ik vermoord je als je het probeert!’Maar Pan gaf hem niet eens de kans daartoe. Een kort deuntje was genoeg om van James een standbeeld te maken. Een verandering in toon en Peter trok zich los uit zijn vaders omhelzing. James kon alleen maar hulpeloos toekijken terwijl zijn zoon de lucht in steeg. Hun blikken kruisten nog een laatste maal, maar het was niet zijn zoon die terugstaarde.Even leek het erop alsof James alleen was. De paarden begonnen terug op hol te slaan. De rook nam toe en het vuur kon niet ver achter zijn. James kon alleen maar hulpeloos vooruit staren. Toch was hij er zeker van dat hij een aanwezigheid achter hem voelde. ‘Ik hoop dat je dit overleeft, James. Ik ben niet zo wreed als je denkt. Maar als je de dageraad haalt, dan raad ik je aan om ons niet te achtervolgen. Volgende keer ben ik misschien niet zo begripvol.’ fluisterde Pan hem in. Met die woorden verdween Pan de nacht in. James bleef achter tussen de wilde paarden en de hulpeloze stalknecht. Na wat uren leek, maar waarschijnlijk minuten waren, zag hij de eerste vlammen al opduiken. Het droge stro op de vloer zou hen voeden en vermenigvuldigen. Boven hem hoorde hij het dak reeds kraken. James hoefde niet omhoog te kunnen kijken om te weten dat dat geen goed voorteken was. De situatie leek uitzichtloos, dus besloot James het enige te doen dat Pan hem niet had kunnen ontnemen: bidden tot God. De kans dat Hij ter hulp zou schieten was klein. Maar wie weet? Misschien was er nog gerechtigheid in de wereld. Reeds verschenenZusters van het Atoom: De jacht (2018)In een wereld waar mirakels echt zijn, staat Blanche d’Avalogne terecht voor haar misdaad: Het beoefenen van de wetenschap.Hoewel ze met dank aan haar minnaar Roland de la Fére weet te ontsnappen, wordt ze op de voet gevolgd door een team van inquisiteurs met aan het hoofd daarvan haar hartsvriendin Bleu de Gascogne.Hoogzwanger en op de vlucht kan ze alleen maar hopen dat ze toeverlaat vindt bij de Zusters van het Atoom...Zusters van het Atoom: Collisie (2018)Na het overlijden van zijn dochter zint Duc Engeurrand Desrosiers van Normandië op wraak.Samen met antipaus Clemens XII vormt hij dan ook een kerkelijk leger om eindelijk de Zusters van het Atoom op hun knieën te krijgen. Gevangen achter de muren van de Mont Saint-Michel zal het voor Blanche, Roland en Khadija niet zo makkelijk zijn om ditmaal aan de Inquisitie te ontsnappen.Peter & Pan (2018)Hoe ver zou jij gaan om je kind te redden? Voor James Barrie en zijn bemanning was het antwoord op die vraag simpel: Zo ver als nodig is. Volg hen op hun zoektocht die hen van Engeland naar een nooitgedachtland brengt, waar ze het moeten opnemen tegen inboorlingen, zeemeerminnen en goden uit lang vervlogen tijden. Trotseer deze gevaren samen met hen en ontdek hoe Peter Pan werd.“Samen met een paar onverwachte plotwendingen maakt dat uitgangspunt deze serie origineel en interessant.”- Slotbesluit van Gerard Zeegers, recensent voor NBD Biblion“Ik heb het eerste deel reeds uitgelezen en kijk al uit naar het tweede deel.”- Marc de Bel, auteur van ondermeer de Blinker-boeken Achter de boeken met Petra Doom Petra Doom (°1980) leest al zolang ze zich kan herinneren, en schrijven volgde niet veel later. Er is weinig dat ze liever doet dan een personage volgen op zijn of haar reis. Haar liefde voor fantasy begon bij kinderverhalen en sprookjes, ging verder in mythologie, en barstte los toen ze hele fictionele werelden ontdekte, geïnspireerd op verleden, heden of toekomst. Haar schrijfsels combineren intens menselijke emoties, angsten, verlangens en motivaties met magie en ‘wat als’, vaak met een flinke dosis spanning, en altijd met minstens een vleugje humor.Omschrijf jezelf in één zin. Een boekenwurm die gefascineerd is door taal, geschiedenis, menselijk en dierlijk gedrag, wat de fantasie vermag en hoe culturen in elkaar steken. Van welke boeken kennen we je? Van de urban fantasy-reeks Overstekers (uitgeverij Lannoo). Hoofdpersonage Mirabel is vijf jaar geleden Overgestoken uit de magische wereld Aeterna. Sindsdien woont ze in Westpoort, een kuststadje, onder de mensen. Ze wil haar machtige familie en haar eigen gebrek aan magie het liefst vergeten. Samen met haar huisgenote, vormveranderaar Terya, runt ze een biologisch fruitbedrijfje, maar offcieus heeft ze een tweede job.Met haar bemiddelaarstalent blust Mirabel brandjes bij conflicten tussen Overstekers onderling, of Overstekers en mensen. Dat laatste is een uitdaging: Overstekers – wezens die mensen alleen uit mythologische verhalen kennen – leven hier immers onder de radar.In Een kracht ontwaakt wordt Mirabels hulp gevraagd in een zeer ingrijpende zaak: er is een moord gepleegd. En dan staat er ook nog bezoek uit Aeterna op de stoep... Waarom moeten we je boek volgens jou lezen?In de woorden van mijn lezers: ‘De mix tussen fantasy en “realiteit”, de interessante karakters, de mythologische wezens en een vleugje romantiek. Fantastisch!’ (Marjolein, Hebban)‘(...) een urban fantasy boek (...) dat ik even graag heb gelezen als de verhalen van Kim Harrison.’ (Boekenblogster Zwartraafje)‘Ben je gek op spannende verhalen die je in één ruk wil uitlezen? Overstekers heeft het allemaal! Een absolute must-read!’ (Valeries Boekenwereld) Overstekers Proloog Hotels hadden regels voor brandveiligheid. Mensen hadden regels over van alles. Alleen controleerde het grootste deel van de tijd niemand of je je er wel aan hield. Kaarsvlammetjes flakkerden overal in de hotelkamer, als brutale insluipers die het zichzelf gemakkelijk hadden gemaakt. Ontspannen, met de lome belofte van gevaar.De vrouw in het schemerduister wist alles over regels. Ze legde haar hoofd achterover, tegen de schouder van de lange, slanke man die haar had geleerd om ze te breken. Haar rode, schouderlange haren vielen opzij en lieten de gevoelige huid van haar hals zien. Hij had een arm om haar middel geslagen en liet de andere over haar middenrif glijden, naar de plek waar haar blouse in het korte rokje van glinsterend fluweel zat gestopt. Zachtjes glipten zijn vingers achter de tailleband en trokken de blouse een stukje omhoog.‘Ben je er klaar voor?’ vroeg hij in haar oor.Haar ogen gleden naar het bed tegenover hen. Het was breed, uitnodigend, met een dikke matras die was gedekt met onberispelijk schone lakens. Voor deze speciale gelegenheid hadden ze een extra mooie kamer gekozen. Maar het was niet het bed waar ze naar keek.Tegen het hoofdeinde geleund zat een tweede man. Hij had niet méér kunnen verschillen van haar minnaar. Zijn gestalte was breed en gespierd, zijn haar kortgeschoren. Hij had een vierkant gezicht, met een naar voren welvend voorhoofd. Het gezicht van een bokser, dacht ze. Zijn lichtblauwe, bijna kleurloze ogen waren gefixeerd op de hand die haar middenrif ontblootte.Het was te lang geleden dat ze hadden gespeeld. De intense energie die uit de ogen van de man op het bed straalde, sloeg als regen op haar neer, en haar huid dronk dorstig, gretig. Ze moest moeite doen om de gloed die zich als een aura begon te verspreiden, onder controle te houden. Achter zich voelde ze hoe Niculai even zijn adem inhield.‘Net zo klaar als jij, liefste’, fluisterde ze. De hele dag was ze moe geweest, de hele week eigenlijk al, en de weken daarvoor. Maar vanavond voelde ze zich weer tot leven komen. Waarom hadden ze zo lang gewacht?Niculai was haar blouse aan het openknopen, knoopje voor knoopje bezweek onder zijn lange, vaardige vingers. De man op het bed keek toe. ‘Ah... Is dit wat je wilt?’ vroeg Niculai. Ze hoorde de andere klank in zijn stem. Die klonk als het getokkel van verre snaren, zacht, geruststellend, sussend. ‘Wil je haar zien als een pop, die voor jouw plezier ontkleed wordt? Is dat waar je naar zoekt?’Er vibreerde iets in Niculais woorden, iets wat je net niet kon horen. Ze voelde het aan haar eigen bewustzijn trekken, en ze zag de blik in de ogen van de andere man veranderen. Er was eerder al iets in hem geweest wat ze verontrustend vond, en heel even zag ze het weer. Een kille woede, verborgen achter de ijzige schijfjes van die bleke irissen. ‘Ze ís een pop’, zei de man. Zijn stem klonk ruw. ‘We hoeven niet te doen alsof.’‘Zeker niet’, zei Niculai. Zijn handen werden vaster, openden haar blouse zodat het rode kant eronder onthuld werd. Ze wist hoe ze eruitzag. Haar vlammend rode haar had dezelfde kleur als de lingerie die zichtbaar werd, terwijl het zwart van de blouse weggleed en haar blanke huid onthulde. De man staarde naar haar en ze voelde haar cellen opengaan van genoegen. Het was als zwemmen in een meer na weken in een woestijn.Niculai trok de blouse van haar schouders af. Ze wilde haar armen eruit trekken, maar hij hield haar polsen vast, zodat ze bleef staan, haar schouders naar achteren getrokken.‘Wat wil je met de pop doen?’ vroeg Niculai.Haar blik gleed van de hand van de man, die nu afwezig aan zijn das trok, naar zijn ogen. Die waren hongerig op haar gericht, gleden van haar borsten naar haar gezicht, en weer naar beneden. Opwinding begon heet en prikkelend in haar buik te kolken. Niculai ademde sneller, ze hoorde het. Ze kon bijna voelen hoe hij de golven emotie uit haar naar zich toe trok.‘Vertel me wat je wilt. Zullen we haar uitkleden en dan weer optutten, precies zoals jij het graag ziet?’ vroeg Niculai. De macht in zijn stem was tien keer sterker geworden nu het proces begonnen was, en ze wist dat die nog verder zou toenemen. ‘Of wil je haar gewoon zoals ze is, zonder opsmuk? Wat wil je met de pop?’ Zijn stem daalde tot een bijna onhoorbare fluistering, een gezoem van macht aan de grens van haar gehoor. ‘Vertel me je verlangen. Maak het waar.’‘Ik wil meer zien’, zei de man. Hij was hulpeloos tegenover de zachte manipulatie van Niculais stem. De begerige behoefte in zijn ogen was rauw. Die gaf haar het gevoel dat ze herleefde. Maandenlang had ze haar uiterste best gedaan om naar de achtergrond te verdwijnen. Niet op te vallen. Eindelijk kon ze weer zijn wie ze was. Wat ze was.Ze voelde Niculais hoofd naar haar toe draaien terwijl hij wachtte, één tel, zoals hij altijd deed, totdat ze hem woordeloos toestemming zou geven.De man op het bed was ongeduldig. ‘Vraag de pop niet om toestemming. Als ze dit niet wilde, had ze hier niet moeten zijn.’ Er lag agressie in zijn blik.Ze wankelde tussen opwinding en angst. In de club had ze Niculai eigenlijk willen vragen een ander te kiezen. Maar het was al zo laat geweest en ze had hem al zo lang laten wachten... Niculai was gefascineerd geweest door de intensiteit die de man uitstraalde.Moest ze dit alsnog afbreken? Haar groene ogen gleden bezorgd over de man. Zijn gezicht was een opgewonden grimas. Ze wist niet zeker of het wel goed zou aflopen, als ze hem nu probeerde weg te sturen.‘Jij hebt niks te willen, poppetje’, gromde hij.Haar ogen zochten naar Niculai. Ze zag hoe diep hij er al in zat. Zijn pupillen waren groot en zwart, er was bijna niets meer van de iris te zien. Hij inhaleerde de emoties in de kamer en ze kon hem zien stralen van levenskracht zoals ze hem al maanden niet meer gezien had. Nee, ze kon dit wel aan. Het was niet de eerste keer dat ze ruw speelden.Onmerkbaar gaf ze Niculai een klein knikje.Terwijl de maan langs de hemel bewoog, veranderden de geluiden in de kamer van geritsel in verhit geworstel. Gekreun vermengde zich met zuchten en ingehouden adem.En toen weerklonk iets anders, wat gedempt werd door het dure behang en de geluiddichte ramen. Een verstikte kreet die abrupt stopte. Hoofdstuk 1 In theorie sta je als bemiddelaar op neutrale grond. Je probeert twee partijen richting een compromis te leiden waarmee ze allebei kunnen leven. Dat klinkt eenvoudig, maar het is altijd complexer dan je denkt. Dat gold ook voor het conflict waarin ik vandaag kwam bemiddelen.‘Mevrouw Porte. Ga zitten.’ Isabel had een doorrookte, kordate stem, die paste bij haar kortgeknipte blonde haar en zakelijke blouse. ‘Ik hoop dat u net zo goed bent als Sam me wil doen geloven.’Tussen haar wenkbrauwen zat een diepe frons. Ondanks haar bruuske voorkomen had ze vanmorgen aan de telefoon geklonken alsof de situatie haar helemaal boven het hoofd was gegroeid. De wanhoop in haar stem had me overgehaald om meteen te komen. En zo ben ik dus bemiddelaar geworden. Niet omdat ik het zo graag wilde, maar omdat ik geen nee kan zeggen. Maar goed, als ik dit dan toch ging doen, kon ik er maar beter aan beginnen.‘Zeg maar Mirabel. We komen er wel uit’, zei ik zelfverzekerd. ‘Ik weet dat het nu lijkt alsof ze geen duimbreed zullen toegeven. Maar ze willen allebei ook iets. Het is alleen zaak om hen ervan te overtuigen dat ze het kunnen krijgen, maar er wel iets voor terug moeten doen. Meestal blijken mensen tot meer bereid dan je denkt.’Gelukkig geldt dat voor Overstekers ook.Isabel tikte met korte, slordig gelakte vingernagels op een map en keek me sceptisch aan. Achter haar hingen foto’s van vakantiehuisjes waarvoor lachende gezinnen stonden. Tafereeltjes met bomen in herfsttooi presenteerden de voordelen van een verblijf tijdens de herfstvakantie. Zonnige affches met rood gedrukte prijzenprobeerden te overtuigen dat het nog niet te laat was voor een lastminutevakantie aan zee.‘Ik was bijna een bijzonder lucratieve groepsreservering kwijtgeraakt omdat die twee weigeren om op een normale manier met elkaar te communiceren. Dat kan ik me niet veroorloven in deze tijden. We verliezen al genoeg klandizie aan online aanbieders. En dat na vorig jaar.’Ik knikte. De aanhoudende regen had toen voor een rampzalig seizoen gezorgd. Veel zaken in Westpoort zijn afhankelijk van de omzet die ze tijdens de zomermaanden kunnen maken. Een badplaats gedijt en lijdt onder de willekeur van het weer.‘Vertel me eens wat je verwacht’, zei ik.‘Dat ze hun werk doen’, zei Isabel ongeduldig. Ze keek me aan alsof ze nu al twijfelde aan mijn competentie.‘En wat weerhoudt hen daarvan?’ vroeg ik onverstoord.Ze haalde haar schouders op in een schokkerig, snel gebaar. ‘Geen idee. Sam klaagt om de haverklap over haar en Malina loopt hele dagen te mokken.’‘Is het een optie om hun taken te geven die hen minder met elkaar in contact brengen?’ Isabel kneep haar lippen op elkaar. Bruinrode lippenstift sijpelde in de kleine rimpeltjes rond haar mond. ‘IG Vakantieverblijven is door mijn vader opgericht. Hij deed alles alleen. Ik heb de zaak zo ver uitgebouwd dat ik twee mensen in dienst heb, maar dit is verdorie geen keten met een kantoor in twintig steden.’Dus ze werken samen, of een van hen vertrekt’, begreep ik. ‘Wie?’Isabels voorhoofd vertoonde weer een diepe frons.‘Sam werkt hier al twintig jaar. Hij kent alle huisjes en hun problemen. Ik vind nooit meer een klusjesman die zo handig is. Hij bespaart me handenvol geld. Maar Malina is geweldig met de klanten... en ze houdt het overzicht. Dat kan ik niet aan Sam overlaten.’Ze aarzelde, alsof ze tevergeefs probeerde om een van haar werknemers boven de andere te verkiezen. Ik liet er niet al te veel tijd overheen gaan.‘Duidelijk’, zei ik. ‘Goed, ik begin eraan. Ik weet zeker dat je tijd kostbaar is.’ Het ‘ook’ dat ik voor kostbaar had willen zetten, slikte ik in. Snel genoeg denken om je eigen stommiteiten te ondervangen, is een belangrijke kwaliteit in dit soort situaties. En ik ken dit soort situaties sinds mijn vijfde. ‘Ik hoor Sam en Malina graag eerst afzonderlijk, zodat ze allebei hun zegje kunnen doen.’Ze knikte begrijpend. ‘Dat stel ik op prijs. Sam is niet zo mondig als Malina, vrees ik.’Isabel leek tevreden met mijn doortastende aanpak en stelde me haar eigen kantoor ter beschikking. Ik ging achter haar bureau zitten. Op de wand waar ik nu naar keek, hing een grote kalender, waarop met verschillende kleuren markeerstift periodes waren aangeduid. Vakanties en lange weekends. Reserveringen misschien.Een snel ritmisch klopje op de deur. Malina kwam binnen. Ze was een vrouw van een jaar of veertig, met een smal, expressief gezicht. Haar golvende haar werd uit haar gezicht gehouden door een geel lint. Toen ik arriveerde, had ze me naar Isabels kantoor begeleid, onafgebroken babbelend over de heerlijk zonnige dag – fantastisch toch, zo in september? Ze was verantwoordelijk voor de receptie en onderhield het telefonisch contact met de klanten. Nu ze wist wie ik was, leek ze zich met haar houding geen raad te weten. Haar brede, makkelijke glimlach was verdwenen en ze zat te prutsen aan een loszittend draadje van haar mouwloze zachtgele bloesje.Ik wachtte af, benieuwd hoe ze zou terugkomen. Ze stelde me niet teleur. Na een paar ogenblikken stilte gooide ze een lok haar naar achteren, sloeg haar ellenlange bruine benen over elkaar en begon.‘Ik weet niet wat Isabel al verteld heeft... Nou, het zit eigenlijk zo: er zijn regels, en daar heeft iedereen zich aan te houden. Anders ontstaat er één grote chaos. Ik zie niet in waarom Sam daarop een uitzondering zou moeten zijn. Het gaat al zo sinds het begin.’‘Hoelang werk je hier al?’ vroeg ik.‘Sinds mijn scheiding...’ Ze rekende in haar hoofd. ‘Ik ben drie jaar geleden begonnen. Amper ervaring, maar Isabel gaf me een baan. Zei dat ze geloofde in vrouwen die hun leven in eigen handen namen. Het was alles wat ik had kunnen hopen.’ Ze kruiste haar armen. ‘Behalve Sam.’Ik moedigde haar aan om al haar grieven te spuien en maakte een paar minuten nadrukkelijk aantekeningen. Als ik haar mocht geloven, dan had Sam heel wat op zijn kerfstok. Van onbeschofte opmerkingen over expres wachten met de reparaties waar hij verantwoordelijk voor was tot haar grootste grief: de sigaretten die hij opstak.‘Op het werk mag niet gerookt worden’, zei ze triomfantelijk. Het klonk alsof ze iets of iemand citeerde. ‘Dat staat toch in de wet? Bovendien is het ongezond. En ik weet zeker dat hij het alleen doet om mij te pesten.’‘Aha’, zei ik. In mijn hoofd voelde ik hoe op glanzende sporen een trein van woorden kwam aanrijden. Ik hoefde alleen maar de wagons te kiezen die juist voelden voor dit moment. ‘Je hebt het gevoel dat het pure pesterij is?’Ze knikte heftig. ‘Pure pesterij, ja. Of, nu ja.’ Ze fronste, was even stil, en barstte toen weer los. ‘Hij is zo achterbaks, daar krijg ik het heen-en-weer van. Het ene moment zit ik rustig te werken, het volgende moment staat hij ineens achter me, zogenaamd om iets te vragen. Of ik denk dat hij een dag helemaal niet op kantoor is en dan ruik ik ineens die... stánk... en dan weet ik: verdraaid, hij is er toch!’ Ze inhaleerde diep door haar scherpe neus en trok een vies gezicht. ‘Je ruikt het op het hele kantoor!’Dat leek nogal overdreven, maar ik snoof gehoorzaam toen ze me afwachtend een bodempje zat. De vage geur van koffe, afkomstig van het kopje op het bureau waarinnog een bodempje zat. Toen Malina niet meteen de reactie kreeg die ze wilde, schoot ze overeind.‘In de keuken is het tien keer zo erg. Kom mee, dan ruik je het zelf.’Ik moest me haasten om haar grote passen te volgen. Ze gooide de deur open van een piepklein keukentje waar ruimte was voor een koelkast, een gasstelletje met één pit, een klein aanrecht dat vol stond met een waterkoker en een koffezetapparaat, endaarboven één wit formica kastje. Malina wenkte me naar binnen en sloot de deur.Ik haalde aandachtig adem. ‘Ik ruik het’, zei ik neutraal. De geur was niet zo onaangenaam als haar gezicht deed vermoeden. Het rook er alsof we vlak bij een open vuur stonden.‘Ik doe mijn werk goed’, zei ze heftig. ‘Ik wil hier niet weg. Isabel geeft me flexibele werktijden, zodat ik er voor de kinderen kan zijn, als hun vader het weer eens laat afweten. Ik laat dat niet allemaal verpesten door hém! Als het nodig is, dien ik een aanklacht in!’In gesprekken als deze moet je op het gepaste moment de stroom onderbreken.‘Bedankt’, zei ik. ‘Dat was heel informatief. Wil je Sam zeggen dat ik hem nu graag even wil spreken?’‘Zijn we nu al klaar?’ vroeg ze verward. ‘Ik dacht...’O, wij zien elkaar straks terug’, stelde ik haar gerust. ‘Deze openingsgesprekken zijn met opzet kort. Beide partijen krijgen de kans om hun situatie toe te lichten, zodat ik beter begrijp wat er gaande is. Maar uiteindelijk is het de bedoeling dat jullie met elkaar tot overeenstemming komen, niet met mij.’Ze stond te dralen bij de deur, haar hand op de klink. Ik glimlachte geruststellend. ‘Wees gerust,’ zei ik, ‘we vinden wel een oplossing. Je kunt het je misschien niet voorstellen, maar ik heb wel lastigere plooien gladgestreken.’Dat was het understatement van de dag. Als je aan het hof van Aeterna rondloopt, krijg je diplomatie met de paplepel ingegoten. Zeker met mijn afkomst.Ik liep terug naar Isabels kantoor en wachtte op de volgende. Sam kwam zachtjes binnen, en nestelde zich in de stoel tegenover me.Zijn warrige zwarte haar deed hem jonger lijken dan hij was. Het was niet moeilijk om je voor te stellen hoe hij er als tiener had uitgezien. Natuurlijk was dat in Sams geval al langer geleden dan de datum op zijn identiteitspapieren liet uitschijnen. Offcieel was hij net de vijftig gepasseerd. In werkelijkheid was dat misschien net detijd die hij in Westpoort had doorgebracht.‘Zo,’ zei ik, ‘roken op kantoor, hè?’Met een onbezorgde grijns rekte hij zich uit: ‘Ach ja. Jij lost het wel op, toch?’‘Tja...’Ik leunde achterover en liet hem even in spanning. Het is niet alsof ik dit soort klussen voor mijn plezier doe. Hasten en hij hadden me samen slinks in een hoekje gedreven tot ik mijn medewerking had toegezegd. Ik mocht er dus best een beetje plezier uit halen. Sam kon het wel hebben. Toen zijn glimlach verflauwde, kreeg ik medelijden.‘Jawel, we verzinnen wel iets. Maar hoe heb je haar zo op de kast gekregen? Dat is heus niet alleen door de rookgeur.’‘Wel...’ aarzelde hij. ‘Ze is mijn type niet echt, maar...’‘Sam’, zei ik verontwaardigd. ‘Laat haar dan ook met rust! Ze was pas bij haar man weg toen ze hier kwam werken.’‘Wat?’ Hij keek me verward aan. ‘Nee, ik heb niks bij haar geprobeerd. Ik had toen net dat vervelende geval gehad met die meid die na drie dates al wilde gaan samenwonen. Ze heeft me daarna nog maanden gestalkt. Dus ik dacht: ik schep meteen maar afstand. Dat leek me voor Malina zelf ook het best. Wat jij al zei. Net gescheiden en zo.’Hij keek me met zijn warme, diepbruine ogen ontroerend eerlijk aan. Ik trapte er niet in.‘Ja, ja’, zei ik. ‘Geef maar toe dat je gewoon humeurig was.’ Als een ifriet ergens niet tegen kan, is het iemand die hem probeert te dwingen tot iets wat hij niet wil. ‘En dat heb je op Malina afgereageerd.’Hij haalde zijn schouders op en trok een grimas.‘Ik heb Malina heus geen reden gegeven om zich als een bitch te gedragen.’‘O?’Er verschenen kleine rimpeltjes bij zijn ooghoeken toen zijn gezicht verstrakte.‘Ik ben haar slaafje niet. Dat ik toevallig het technisch onderhoud doe, betekent nog niet dat ze elk onnozel klusje voor mij moet laten liggen. En dan gaan klagen bij Isabel dat ik de boel verwaarloos.’‘Sam...’ zei ik waarschuwend. ‘O, en dan heeft ze zogenaamd een dringend telefoontje doorgegeven, maar ik weet van niks, en dan vist ze met een triomfantelijk gezicht een memoblaadje van mijn bureau. Een piepklein ding dat onder een hoop andere papieren ligt. Dus: boze klant met verstopte wc aan de telefoon, die al twee dagen wacht. Die mag ík dan gaan sussen!’‘Sam, ik denk...’‘Weet je hoe onaangenaam mensen worden, als hun vakantie dreigt weg te zakken in een hoop str...’Ik sloeg met mijn vlakke hand op het bureau. ‘Sam!’Hij schrok op en ik wees naar de rook die zich zachtjes door de kamer aan het verspreiden was. Met een klap deed hij zijn mond dicht. De rook kringelde nu alleen nog uit zijn neus en met een kort snuifgeluid hield hij zijn adem in. Ik wachtte tot hij zichzelf weer onder controle had en wapperde intussen de rook voor mijn gezicht weg.‘Sorry’, zei hij ten slotte.‘Geeft niet’, zei ik. Sam kon het niet helpen. Een ifriet is zo nauw verbonden met vuur en rook dat hij altijd zachtjes smeult. Als hij niet oppast, dan verraadt hij zich door de vlammetjes in zijn ogen, wanneer het haardvuur naar hem toe springt, doordat hij een kaars ontsteekt zonder die aan te raken of een vuur in de kiem smoort zonder blusapparaat. In menselijke verhalen zijn ifrieten een soort vuurgeesten, maar ze zien er meestal vrij menselijk uit. Zolang hij gekleurde lenzen draagt en zijn temperament onder controle houdt, is er niet veel vreemds aan Sam te zien. Onopvallend lijken is een waardevolle vaardigheid voor een Oversteker.‘Isabel heeft al die tijd nooit vragen gesteld?’ vroeg ik, onwillekeurig nieuwsgierig.‘Neu. Bovendien heb ik in het begin echt een tijdje gerookt, toen zij zelf ook nog rookte. Het was wel grappig. Maar na een poosje had ik er genoeg van, dus toen Isabel ermee stopte, hield ik er ook maar mee op.’Ik lachte. Geen dure ‘hou gegarandeerd op met roken’-methodes voor een ifriet. Sams vuurbestendige longen hadden geen enkel probleem met de stoffen die voor een mens zo schadelijk waren. Zelfs de verslavende nicotine had duidelijk niet veel macht over hem.‘Hoe graag wil je hier blijven werken?’ vroeg ik.Hij staarde langs me heen naar het kleine raampje. ‘Isabel laat me mijn gang gaan. Als ik mijn werk doe en de klanten tevreden hou, zegt zij me niet hoe of wat.’Ik hoorde wat hij niet zei. Dit was belangrijker voor hem dan ik had gedacht.‘Sam, ik doe mijn best voor je, maar werk dan een beetje mee, hè, straks.’‘Ja, ja.’Toen Sam weer vertrokken was, deed ik het raam open om de kamer te luchten en zette toen de boel voor mezelf op een rijtje. Tegen de tijd dat Malina en Sam binnenkwamen, had ik de grootste struikelblokken wel zo’n beetje voor ogen, maar de ideale oplossing zou uit het gesprek naar voor moeten komen.‘Zo,’ begon ik, toen ze tegenover me zaten, ‘dit is hoe het probleem eruitziet: Malina, jij wilt een rookvrije werkomgeving, en je wilt een prettige werksfeer. Sam, jij wilt geen sancties wegens roken op de werkvloer, en je wilt heldere communicatie over je opdrachten. Jullie willen allebei een situatie waarin jullie, zo niet vriendschappelijk, dan toch in een normale sfeer kunnen werken. Isabel zou het heel moeilijk vinden om een van jullie beiden te moeten laten gaan.’‘Ik wil alleen maar waar ik recht op heb’, zei Malina vinnig.Ik wees haar erop dat we niet hier waren om het over rechten te hebben, maar dat we nu probeerden te bepalen wat ze wilde. ‘Een rookvrije werkomgeving’, antwoordde ze, mijn woorden van eerder herhalend.‘Aha’, zei ik. ‘Verder niets?’ Ik liet een stilte vallen waarin ze kon nadenken. ‘Want dit is het moment om alles op tafel te gooien, Malina.’‘Wel...’ zei ze. Het klonk aarzelend, maar ik zag de rode blosjes op haar wangen. Een extra halve minuut stilte was voldoende om haar te laten losbarsten.‘Ik wil niet langer het gevoel hebben dat ik vooral niet te veel mag klagen over hem omdat ik er anders misschien uit vlieg!’ Hebbes.Je hebt een beginpunt nodig, daarna kun je echt ergens heen. Malina had ons zonet het echte beginpunt van de bemiddeling gegeven.Sam zag er oprecht geschrokken uit. Het was een merkwaardig gezicht om zijn levendige trekken ineens te zien verstommen.‘Mooi, dank je wel voor je eerlijkheid, Malina’, zei ik, voor Sam de kans had om te reageren. ‘En jij, Sam? Wat wil jij?’‘Ik wil alleen maar rustig mijn werk kunnen doen’, zei hij verontwaardigd. ‘En niet elke dag hoeven ruziën over de belachelijkste dingen, zoals wie een nieuwe wc-rol op het houdertje moet doen.’Ik zag Malina’s mond vertrekken. Kennelijk wist ze maar al te goed waar hij het over had.‘Goed, dan gaan we nu naar een situatie toe werken waarin iedereen zo veel mogelijk krijgt wat hij wil’, zei ik monter. Het helpt altijd als je vertrouwen blijft uitstralen tijdens dit soort gesprekken.‘Sam, wat kun jij doen om de verhouding prettiger te maken?’ Hij keek me zwijgend aan. ‘Kun je Malina geruststellen dat je haar er niet uit werkt, als ze een keer iets te klagen heeft?’ Hij rolde met zijn ogen. ‘Waar ziet ze me voor aan, zeg.’‘En zou je kunnen beloven dat je je best doet om haar...’ Ik wilde ‘beleefd’ zeggen, maar er was iets niet helemaal juist aan dat woord. In mijn hoofd zag ik de trein van woorden, zachtjes aan snelheid winnend. Ik koos een wagon. ‘... respectvol aan te spreken?’Sam wierp een snelle blik op Malina, die met ineengeklemde handen naar de linkerhelft van mijn gezicht staarde, zodat ze Sam niet hoefde aan te kijken.‘Als zij hetzelfde doet’, zei hij weerspannig.‘Ja of nee’, zei ik geduldig.‘Ja’, zei hij, met een stuurs gezicht onderuitzakkend.‘Malina’, vroeg ik. ‘Wat kun jij doen?’Ze haalde haar schouders op en prutste aan een nagel. Echt, als je die twee zag, zou je denken dat ik aan het bemiddelen was tussen schoolkinderen.‘Misschien kun jij een systeem verzinnen waardoor Sam duidelijk kan zien welke klussen er gedaan moeten worden?’ stelde ik voor. ‘Isabel zei dat jij geweldig bent in het overzicht bewaren, maar dat kan niet iedereen zo goed.’Een beetje vleierij als je ermee weg kunt komen, komt vaak van pas. Malina kneep haar ogen een beetje samen, alsof ze erover nadacht.‘We zouden een bord kunnen maken. Met vakken, en magneetj es.’ Haar handen ontspanden beetje bij beetje terwijl ze haar oplossing beschreef, en na een poosje zat ze enthousiast te gebaren. Sam zat met zijn voet te wiebelen, maar luisterde zowaar.‘Dat klinkt uitstekend’, zei ik toen ze even pauzeerde. ‘Dan houden jullie alle drie het overzicht en worden er geen taken meer over het hoofd gezien. En dan’, vervolgde ik, op een toon alsof het niets anders was dan het volgende wissewasje, ‘het roken. Is dat echt zo erg?’Misschien was ze mild genoeg gestemd geraakt om Sam wat ruimte te gunnen. Haar handen klemden zich meteen weer in elkaar. Dit was duidelijk het punt waarop ze zich had ingegraven.‘Mijn gezondheid staat ook op het spel’, zei ze koppig. ‘Ik zie niet in waarom ik hem maar met zijn stank mijn lucht moet laten verpesten.’Ze zou het niet opgeven en daar zou ik ook geen reden voor kunnen aandragen. Intussen had ze er geen idee van dat ze Sams eigen geur zat te beledigen. Sam zat stilletjes te briesen, maar zweeg toen ik hem een waarschuwende blik had toegeworpen. Tijd voor plan B.‘Sam zegt dat hij nooit binnen rookt’, zei ik. ‘Kan het niet zo zijn dat je alleen de rook om hem heen ruikt?’Ze wierp een boze blik op Sam. ‘Zegt hij dat? Vorige week trof ik hem in de keuken en ik kwam binnen in een rookgordijn dat ik bijna kon zien! Je hebt het toch ook geroken? Zo’n sterke geur springt echt niet van zijn kleren over op het behang!’Ik keek Sam met een onderdrukte zucht aan. Bemiddelen wordt een stuk lastiger, als de betrokkenen dingen voor je achterhouden.Hij trok een betrapt gezicht. ‘Ik had een... gefrustreerde bui.’‘En zo is er altijd wel iets’, zei Malina. ‘Hij rookt binnen, ik weet het zeker.’Dat was dus ook geen optie. Ik haalde nog eens diep adem. Sams rokerige geur verspreidde zich sneller, nu hij duidelijk geïrriteerd was. Het stomste was nog wel dat de geur op zich helemaal niet onprettig was. Als Malina hetzelfde had geroken terwijl ze bij een knappend kampvuur stond, had ze het waarschijnlijk gezellig en huiselijk genoemd in plaats van ‘een stank’. Als ik haar alleen maar die associatie kon bezorgen...De woordentrein in mijn hoofd versnelde ineens weer, het station in zicht. Ik glimlachte toen plan C duidelijk werd. Het spoor dat ik moest volgen, lag helder voor me. Een warm haardvuur zou niet lukken, maar iets anders moest kunnen.‘Ik denk dat we geen andere optie meer hebben, Sam’, zei ik. ‘Vertel het haar maar.’‘Eh...’ Sam keek me verwilderd aan. Ik genoot stiekem. Meneer ‘jij lost het wel op’ mocht best even spartelen.‘Toe maar,’ moedigde ik hem aan, ‘ik ben ervan overtuigd dat Malina heel anders tegen het rookprobleem zal aankijken, wanneer ze begrijpt waar het vandaan komt.’Sam zag er half paniekerig, half boos uit. Hij had wel in de gaten dat ik hem zat te pesten, maar kon er niet zoveel tegen doen.‘Goh, ik kan de woorden niet vinden’, zei hij ten slotte. Hij wierp me een blik toe die er ongeveer uitzag als ‘wil jij soms graag een bureau in vlammen zien opgaan?’.‘Ik zal het misschien maar onder woorden brengen’, verloste ik hem uit zijn lijden. ‘Malina, Sam heeft het idee dat jij niet zult openstaan voor zijn... levensovertuiging.’‘Wat?’ zei ze verbijsterd. ‘Wat hebben sigaretten daarmee te maken?’‘Niks’, zei ik. ‘Heb je Sam eigenlijk ooit met een sigaret gezien?’‘Ja, natuurlijk!’ riep ze uit.‘Echt?’ vroeg ik nadrukkelijk. ‘Echt gezien?’Ze dacht er nu werkelijk over na, opende haar mond, maar sloot hem toen weer. Dat zei genoeg.‘Sam rookt helemaal niet meer’, zei ik.‘Echt wel’, protesteerde ze. ‘Ik ruik toch...’Ik hief een hand. ‘Je ruikt iets’, zei ik. ‘Maar het zijn geen sigaretten.’Ze keek wantrouwig naar Sam. ‘Wat dan?’ ‘Wierook’, zei ik vriendelijk.‘Wierook?’Met een ongelovig gezicht haalde ze diep adem. Ik zag de twijfel over haar afwerende gezicht trekken, terwijl ze de geur analyseerde. Het was niet helemaal als wierook, maar nu ze het idee eenmaal in overweging had genomen, was ze er ook niet meer zo zeker van dat het sigaretten waren.‘Zijn persoonlijke spirituele riten vereisen dat hij dagelijks wierook brandt. Speciaal om jou te ontzien heeft hij de meest neutrale geur gekozen, maar toen dat niet werkte, was hij ten einde raad. Hij heeft het toen maar bij het idee gelaten dat hij rookt.’Ik wierp een vluchtige blik op Sam, die niet leek te weten of hij dankbaar of furieus moest zijn.‘Hij is al een keer ergens verjaagd omdat men zijn overtuigingen niet aanvaardde’, voegde ik er met zachte stem aan toe. Sams gezicht vertrok. Het wierookverhaal mocht dan wel onzin zijn, dit laatste was meer wáár dan Malina zich ooit zou kunnen voorstellen. ‘Hij vindt het erg moeilijk om zich kwetsbaar op te stellen over zijn overtuiging, maar het idee dat hij deze plaats zou moeten verlaten, is even pijnlijk.’Het was even stil, en ze leek niet goed te weten wat ze moest zeggen. Ik leunde tevreden achterover en liet haar de nieuwe informatie verwerken. Zij bemiddelt tussen mensen en overstekers... In ‘De schaduw van de sha’ begeven we ons opnieuw onder de faunen, kerberiden en andere Overstekers uit het spannende eerste deel Een kracht ontwaakt. Wanneer Mirabel haar huis en bedrijf dreigt te verliezen, neemt ze noodgedwongen een nieuwe opdracht aan. Snežana, de machtigste Oversteker in de onderwereld van Westpoort, ligt onder vuur. Een signaal voor Mirabel om te bemiddelen. Terwijl Mirabel Westpoort tracht te behoeden voor een bendeconflict, moet ze er ook nog in slagen om de daimonische invloed in haar leven onder controle te krijgen...Petra Doom komt met plezier haar boeken signeren op je event.Daarnaast vertelt ze graag en gepassioneerd over fantasy, over schrijven, en over de wereld van Overstekers. Petra is opgenomen op de auteurslijst van het Vlaams Fonds voor de Letteren. Dat betekent dat scholen, organisaties en boekenwinkels die een lezing of workshop willen organiseren daarvoor een subsidie kunnen aanvragen. Mogelijke onderwerpen: de geschiedenis van de fantasy – fantasy in de Lage Landen – het creëren van een andere wereld – mythologische en sprookjeselementen in de literatuur – het ontstaan van een boek – ... Het precieze format en onderwerp kunnen in overleg besproken worden.Meer informatie:www.petradoom.be Lezingen en workshops Achter de boeken met Terrence Lauerhohn Terrence (°1960) is geboren in een Brabantse wieg te ’s Hertogenbosch. Pas op 51-jarige leeftijd schreef hij zijn eerste roman ‘Noptula’ (science-fiction), die goede reviews ontving. Sindsdien is een flink aantal kortverhalen van zijn hand in genre-magazines en verhalenbundels gepubliceerd, waarvan verschillende in de USA.Terrence houdt zich het liefst niet aan een bepaald genre binnen de verbeeldingsliteratuur, zodat zijn grenzeloze fantasie alle richtingen van het onwerkelijke kan inslaan. Het auteurschap blijkt zijn passie te zijn, zo ontdekte hij.Met zijn donkere schrijfstem verrast hij keer op keer zijn lezers.Omschrijf jezelf in één zin. Ik ben een alleenwonende Nederlandse man van 59 jaar oud, met een uitzonderlijke fantasie, één hond, twee katten, een papegaai, twee moerasschildpadden en een voorliefde voor schrijven. Van welke boeken kennen we je? Ik heb tot nu toe vier romans op mijn naam staan: De negen cirkels (fantasy), Wegversperring (scifi/thriller), Nirwana (toekomstthriller) en Zielenmenners (fantasy/horror). Mijn vijfde boek verschijnt later in 2019, bij Ambilicious uitg. Het is een misdaadthriller met de titel Blauwe bonen.Waarom moeten we je boek volgens jou lezen?Je moet mijn boeken alleen lezen als je iets origineels wil lezen en van uitdagende verhalen houdt die stof tot nadenken geven. Verderop vind je een fragment uit Zielenmenners. Je kunt ook op mijn website voorproeven. Daar staan de fragmenten van al mijn boeken en je kunt er zes gratis verhalen downloaden (e-pub, PDF, enz.).http://www.123website.nl/lauerhohn Zielenmenners 1. Ongeduld beheerste zijn emoties. Prettig ongeduld. Deze avond ving al veelbelovend aan: een smogvrije herfstlucht, onbewolkte hemel boven Manhatt an, rossige pracht aan de horizon, bloed van witt en in het vooruitschiet.Het kind noch haar moeder deelde zijn haast. Zij wilden dat hij vertrok, hen in leven liet. IJdele hoop, wat ze beiden beseften. Ze wisten wie hen gevangenhield, dat ze oorlogsslachtoffers werden.Het meisje ondernam een poging om door de lap voor haar mond te schreeuwen. Tranen drupten uit haar ooghoeken. Ze vocht zwak met de touwen die haar gebonden hielden. In haar zetelde de kennis onvolkomen. Oud genoeg om te weten wie ze was, wat zij was, te jong om te weten waarom haar afkomstde reden was dat ze moest sterven.Haar moeder vestigde haar blikken star op haar dochter. Blikken waarin wanhoop de hoop traag overwoekerde. Ze duwde met haar tong tegen de doek die haar monddood hield, rukte aan haar boeien. Alleen de leunstoel waarin ze zat kraakteonder de last van haar worstelen.Hun begrip was onbelangrijk, zijn wil was onbelangrijk. De meester had hem bevolen hen te doden. Wat de meester opdroeg, voerde hij uit. Het was fijn zijn bevelen te gehoorzamen.Hij kreeg vaak plezierige opdrachten, zoals deze. Het plezier zorgde ervoor dat de altijd opkomende misselijkheid in de nabijheid van witten verdraagzaam was. Het blauwe licht van hun aura’s, zelfs de felle van het kind, deerde hem weinig. Hun binnengolvende goedheid trotseerde hij iets minder.Hij had de vrouw bewust in de leunstoel tegenover het kind gekneveld, zodat haar dochter haar lijden als laatste herinnering meekreeg.Toby stapte op de moeder af en trok de knoop in de knevel iets strakker. Roerloos staarde ze hem aan. Met haar blik bedelde ze om medelijden, om alleen haar te doden.‘Ik zal haar kort laten lijden.’ Zijn stem trilde. ‘Na u.’ Hij keek naar haar dochter, plakte een grijns op zijn gezicht. Het meisje gaf zich over aan apathie, sloeg haar ogen neer. Haar moeder verzette zich hardnekkiger.Ongeduld. Toby’s buik kriebelde ervan, zijn maag protesteerde heftiger tegen de stank van seringen die de witten uitwasemden. De wijzers op zijn polshorloge wezen beide de twaalf aan. Tijd genoeg om te doen wat hij moest doen, tijd genoeg om hetochtendgloren voor te blijven. Maar hij snakte, naar een minder stotende ademhaling, naar rust in zijn woelige, verwachtende maag. Hij had kalmte nodig om de komende extase volledig door te laten dringen.Langzaam omklemde hij het scalpel van de bijzettafel naast haar, liet het blad ervan treiterend schitteren in het licht van de lamp aan het plafond en drukte het scherp tegen de keel van de vrouw. Haar aders daar klopten, verlokten. Met zijn vrije hand kneep hij haar strottenhoofd dicht, hij verstevigde de grip van zijn andere hand op het scalpel, hij drukte. De punt verdween een flink stuk in het vlees. Het vloeiende bloed bracht kalmte in zijn geest. De lucht die hij gedurende de moord onbewust had ingehouden ontsnapte met een diepe zucht. Op zijn pols veranderde de moedervlek zinderend van vorm. Hij voelde de warmte. De meester toonde zijn tevredenheid.Toby duwde het lemmet tot aan het heft in de keel van zijn slachtoffer, sneed van links naar rechts. Achter hem verviel haar dochter in een weggemoffelde huilbui. Hij gunde zichzelf wat seconden om van het stuiptrekkende overschot te genieten voordat hij zich omdraaide en door de huiskamer struinde.Hij hurkte voor het kind, veegde de tranen van de wangen.‘Huilen is zinloos, kleine,’ fluisterde hij en slikte, om de seringenstank weg te werken.Vanzelfsprekend volgde het meisje zijn advies op. Ze was een gevangen dier. Instinctief voelde ze aan wat ze het beste kon doen in deze omstandigheid. Apathie verkortte haar geestelijkelijden, en behoorlijk wat van het lichamelijke.‘Goed zo.’ Terwijl zijn ene hand naar haar kraag ging en deze opzij schoof, streek hij met zijn andere een lok haar uit haar gezicht. Hij gunde haar zijn vriendelijkste glimlach. ‘Jouw lieve uiterlijk, ik kijk door de camoufl age. Ongedierte. Jij en je ouders.’ Verder maakte hij geen woorden vuil aan het witte uitschot. De scherpe rand van het scalpel zorgde voor een snel heengaan.Toby gooide het operatiemes op de grond. De keukenkraan lonkte nu hij klaar was.Hij haastt e zich ernaartoe om de zoetgeurende, ziekmakende viezigheid van het kind en haar ouders van zijn handen te wassen. In zijn haast gleed hij bijna uit op de natte vloer. Pissigom zijn eigen gestuntel reageerde hij zich af op de dode aanzijn voeten en trapte tegen het kapotgeslagen hoofd van de man des huizes.Kokhalzend draaide hij de kraan open. Voordat hij zijn handen er helemaal onder stopte wierp hij de besmeurde latex handschoenen in de afvalvermaler en vermaalde ze. Het water stroomde over zijn vingers, spoelde lichtrood de afvoer in. Kalmerende kolken.Op de straat voor het huis zwol het geluid van een automotor aan. Door de gordijnen fl itste een blauw en hel schijnsel. Hij knipte het licht in de huiskamer uit en hoopte dat de smerissen door zouden rijden.Iemand belde aan. ‘Politie! Is alles in orde?’ Een man met een luide stem. Hij of een collega belichtte de gevel, waarna de straal gericht door het venster aan de voorkant van dit koloniale huis naar binnen scheen.De vraagsteller herhaalde zijn vraag, met het dringende verzoek om de voordeur open te doen.Toby rukte de kleren van zijn lijf en liet ze vallen, zijn schoenen schopte hij uit. Een mysterie voor de smerissen, dat hem geenszins in gevaar bracht.Rap stapte hij naar het raam aan de voorkant en positioneerde zich op een plek tegen de muur, naast een dichtgeschoven gordijn. Hij liet zijn armen slap naast zijn lichaam hangen, ontspande alle spieren die hij bewust kon ontspannen, zocht naar de benodigde wilskracht, liet de essentie van de meester toe.Een kracht kwam uit zijn tenen, steeg omhoog, tot aan zijn kruin, tintelend. Angst voor ontdekking, onterecht na het ontwaken van de macht, verschoof tijdelijk naar woede voor het misbaksel dat ’s nachts in Central Park huishield, bloederigerdan hij witten vermoordde, en waarschijnlijk verantwoordelijk voor de talloze politiepatrouilles van de afgelopen tijd.Een laatste waarschuwing, streng geuit. Een geluidloze minuut later sloeg de deur na een harde klap open. Rennende voeten in de statige hal.De deur naar de huiskamer werd opengegooid. Het lichtging aan. Eén agent slaakte een ijselijke kreet.De ander deinsde een stap terug. Zijn mond viel sprakeloos open. Met een bevende hand trok deze man vervolgens zijn portofoon van de clip aan zijn rechterschouder en schakelde het apparaat aan.‘Cindy, Leary hier.’ Zijn stem klonk gebroken. ‘We bevinden ons vlakbij Central Park. Het zou kunnen dat hij weer heeft toegeslagen. Ik moet rechercheur Maryot spreken. Onmiddellijk!’De diender was te gechoqueerd om de misdaad met een code te melden, wat Toby’s trots aanstuurde.De agent wachtte een halve minuut. Een zucht volgde. Hij hing de portofoon terug aan zijn schouder. Vervolgens liep hij naar het raam. Toby onderscheidde rimpels in het gezicht, rimpels dankzij moeheid, rimpels vanwege de aard van het vak van de man.De agent passeerde, Toby rilde. Wervelende lucht verkoelde zijn blote huid. Beide agenten stonden de paar tellen dat hij beefde gelukkig met hun ruggen naar hem toe.De dichtstbijzijnde onderzocht een raam dat open kon, waarbij hij er op lette niets aan te raken.‘Op slot,’ zei hij na zijn onderzoek van de dievenklauw.Zijn collega wees naar de rommelige hoop kleding. ‘Wat denk je daarvan, Steve?’‘De kleren van de dader?’ Steve glimlachte flauw. ‘Als dat zo is, dan hebben de nerds van het lab een makkie. Deze gast is klaarblijkelijk het spoor bijster.’‘Zou de schoft werkelijk buiten ergens naakt rondwandelen?’Steve haalde zijn schouders op.Zijn collega stelde voor de woning te controleren. Hij voegde de daad bij het woord zonder op Steves antwoord te wachten.Steve observeerde met een verbeten gezicht het lijk van het kind, greep opnieuw naar zijn portofoon. Hij bedacht zich echter en haalde een mobiele telefoon uit zijn jaszak. ** Het verstrooide licht van koplampen, straatlantaarns en ontelbare reclameborden legde een stralende koepel over het centrum van Manhattan. Licht gaf hoop, een gevoel van veiligheid.Deze stad was daarentegen hopeloos. Het was een harde metropool, allesbehalve stralend van karakter.Suzan gaapte, half gehypnotiseerd door het constante passeren van de lantaarnpalen. Ze zett e de radio iets harder. Een enthousiast klinkende mannenstem meldde de tijd en kondigde daarna een net zo opgewekt nummer aan. Suzan selecteerde andere stations, tot ze een rustiger deuntje hoorde. Tien over twaalf. Ze vervloekte het late tijdstip en de lange nachtdienst.In een stuk hemel aan haar rechterkant verloor het kunstlicht aan kracht. Daar bedekte de duisternis Central Park, daar was de nacht zichzelf.Ook het park vervloekte ze de afgelopen dagen. Ze moest er te vaak heen om haar werk te doen. Nog steeds, ongeacht de vaak frustrerende uitoefening van haar vak, was ze van mening dat ze de criminaliteit in de stad iets inperkte. Het gevoel datze van nut was sleet de laatste tijd echter sneller dan de decepties aanrichtten. Hij, of het, haar reden om het park als agent te bezoeken, ging zo ongenadig tekeer dat de moorden het idee nutteloos te zijn, bekrachtigden.Haar mobiel verstoorde het mijmeren, tegelijkertijd met een sukkel die geen voorrang gaf. Toen de man zijn middelvinger naar haar opstak schold Suzan hardop. Een zwak spiertje verkrampte, trok aan haar onderlip. In een opwelling kneep ze in het stuur. Heel even overwoog ze de auto aan te houden en luid foeterend haar penning onder de neus van de bestuurder te steken, zodat hij flink zou schrikken. Ze reed door. Een aanhouding was verkwiste tijd en moeite. De gast zou haar vloekkanonnade geschrokken kijkend aanhoren, een lullige verontschuldiging stamelen en dan later, wanneer ze hem liet doorrijden, meteen in zijn oude gedragvervallen.Inmiddels was het melodietje van haar telefoon ermee opgehouden. Het ouderwetse apparaat gaf een nummer aan dat haar weinige zin in de nachtdienst tot een absoluut minimum liet dalen. ‘Klotestad,’ mompelde ze en reed de parkeergarage onder het politiebureau in.Haar partner opende zojuist het portier van zijn wagen. Suzan parkeerde naast hem en stapte uit. ‘Morgen, Bill. Het ziet ernaar uit dat we meteen aan de slag kunnen.’‘Goedemorgen, Suzie. Hoe bedoel je?’ Hij glimlachte. Ze zag hem zelden zonder. Dag én nachtdiensten. ‘Ik werd zojuist gebeld.’ Ze was amper uitgesproken of hetmelodietje van haar mobiel speelde een tweede keer, irritant tegen de betonnen muren weerkaatsend. ‘Ik wilde dat we eens tijd kregen voor een bakje koff e voordatwe weer in de shit geflikkerd worden, Bill.’Bills glimlach verbreedde.Suzan haalde het ding tevoorschijn.‘Met wie spreek ik?’‘Spreek ik met rechercheur Maryot?’ Een naar zenuwen ruikende mannenstem.‘Ja, met Maryot.’ ** Toby bespiedde met starre ogen. Ditmaal kreeg Steve wel iemand aan de lijn. ‘Spreek ik met rechercheur Maryot?’ De diender borg zijn wapen op terwijl hij naar het antwoord luisterde. Hij meldde degene aan de andere kant van de lijn wat hij en zijn collega zojuist hadden aangetroffen. Opnieuw zweeg hij voor een reactie, waarop hij even later reageerde: ‘Drie, deze keer. Een van hen is een kind.’ Zijn stem haperde. Met vochtige ogen keek hij weg van het kinderlijk.Zijn superieur vroeg weer enkele tellen om zijn aandacht.‘We zullen doen wat u zegt,’ antwoordde Steve. ‘We zien u zometeen.’ Hij verbrak de verbinding.Nadat zijn collega was teruggekeerd en hem meedeelde dat hij niemand had ontdekt, verlieten ze beiden de huiskamer. Steve trok met twee vingers de deur achter zich dicht.Toby verzuchtte. Heerlijk alleen. Hoewel ademhalen zijn onzichtbaarheid nooit negatief beïnvloedde, plaagde de vrees voor ontdekking hem nog altijd. Zijn longen waren pijnlijk van het inhouden. Opgelucht zoog hij een diepe teug zuurstof op.Hij riskeerde een moment van zichtbaarheid en bewoog een beetje, genoeg om de bloedtoevoer naar zijn slapende been weer op gang te brengen. De deur naar een achterkamer stond op een kier. Daarachter bevond zich ook een extra trap naar boven.Behoedzaam schreed hij naar de halfopenstaande deur en wurmde zich erlangs.Tijdens de beklimming van de trap zocht het zere been ijverig naar de grenzen van zijn verdraagzaamheid. Gelukkig werkten de antieke treden mee door niet te kraken.Hij kwam uit in een korte gang. De kilte op deze etage viel zijn blote huid meteen aan. Zijn lijf verdedigde met rillingen.Datzelfde moment werd buiten het geronk van een enkele politiesirene luider. Met ingehouden adem drukte hij de klink van een volgende deur naar beneden. Hij sloop de donkere ruimte erachter binnen. Het licht liet hij uit.Hij legde een oor tegen de vloer. Gestommel. Maryots team liep in de huiskamer rond. * Het duurde uren tot de laatste geluiden beneden verdwenen waren en hij durfde te bewegen. Het daglicht scheen intussen al fel door een raam de kamer in. Er stonden een tweepersoonsbed, keurig opgemaakt, en drie smalle kasten. Hij trok ze na elkaar open. In de eerste twee trof hij dozen met allerhande overtollige spullen en opgevouwen kinderkleding op schappen aan. In de derde vond hij hangers met broeken, overhemden en truien. Schoenen stonden eronder. Ook van de man, zijn sokken op een plankje daar vlak boven.Terwijl hij zich aankleedde tuurde hij door een raam naar de straat onder hem. De onvermijdelijke geel en zwart gearceerde linten hingen al rond de woning. Naast de stoeprand, voor het huis, stond een politieauto met een slaperige agent weggezaktachter het stuur. Een andere leunde buiten tegen de carrosserie. Deze man staarde gebiologeerd naar de zonsopkomst. Verder was de omgeving leeg, en stil. Op zijn tenen schuifelde hij naar beneden, naar de achterdeur. Een volgend onderzoek stelde hem zwaar tevreden.Enkele tellen later stond hij buiten en sloop hij in de beschutting van wat struiken naar de tuin ernaast. Een eind verderop stak hij de straat over. Vandaaruit wandelde hij op zijn gemak naar de plek waar hij zijn auto had geparkeerd. De kalmte was slechts uiterlijk vertoon. Innerlijk speelde ongeduld weer op. De meester wachtte op hem in zijn appartement. Hij zou verheugd zijn, met het goede nieuws. * Genoegzaam keek Toby naar het zuivere vocht dat dampend de gaatjes verliet, over zijn vingers stroomde. De kleding en schoenen lagen in de vuilnisbak.Het hete water viel pijnlijk op zijn schouders en rug. Hij schrobde hardhandig, de stank van de witten weg.Een half uur daarna vertrouwde hij de reinigende eigenschappen van het water voldoende om zichzelf schoon te noemen. De handdoek waarmee hij zichzelf droogwreef smeet hij bij de gestolen kleding.Helder van geest en lichaam trok hij een badmantel aan, liep naar zijn woonkamer. Eerbiedig opende hij de doos waarin hij het medium bewaarde. De stank verdroeg hij deze keer probleemloos, kans op besmetting met wit, rot vlees was ditmaal onmogelijk. Deze witte was gezuiverd van zijn kwaad, de geest van de meester zuiverde hem.Eerbiediger zette hij het medium op een stoel, zijn afschuw stak dankzij het directe contact hardnekkig de kop op. Hij dacht halsstarriger aan de meester, bedwong de afkeer daarmee.Hij koos voor de stoel tegenover het medium. Liefhebbend, onafgebroken met de meester in gedachten, veegde hij een lok plakkerig haar van het voorhoofd weg, vestigde een strakke blik op de twee donkere poelen van verderf. Poelen waarinechter eveneens het licht van de meester school, waarmee de gebieder vanuit zijn wereld een vleug van zijn macht over deze wereld en over hem liet schijnen.‘Ik heb uw raad nodig.’ Toby staarde intenser. ‘Bijna was ik ontdekt, dankzij de oplettendheid van agenten. De psychopaat die Central Park onveilig maakt moordt te opzichtig.’ Hij wachtte. Niks. Hij wachtte langer, respectvol geduldig. Niks.Toby zuchtte, keek omhoog. Een vochtige plek, donker in het midden en uitlopend naar de kleur van het plafond, ving zijn belangstelling op een ergerlijke manier. Hij wilde hier weg. Deze flat was lang genoeg zijn thuis geweest. Het verlangen naar eennieuwe werd met de dag sterker. Een schone, onbesmette woning. De misselijkmakende stank van de witten plakte aan deze en drong in de kieren van de muren, de stof van de meubels. Het bloed van talloze slachtoffers, zo gul vergoten, onmogelijk weg te schrobben, kleurde op sommige plaatsen de vloer roestbruin.Hij keerde het medium zijn rug toe. Voor de zoveelste keer dwaalden zijn ogen over omcirkelde advertenties in de krant. Nergens een geschikt adres buiten het centrum, in de stillere wijken. Teleurgesteld en weinig hoopvol besteedde hij nogmaals aandacht aan het hoofd.‘Hij hakt zijn slachtoff ers in stukken, meester.’De dode ogen bleven star en nietsziend.‘Mijn werk loopt gevaar door zijn slordigheid. Ik heb uw hulp nodig.’Heel even leek de half met huid bedekte schedel op en neer te gaan.‘Meester, hij moet gestopt worden.’Een beweging op het plafond.De vlek daar werd scherper van contrast en groeide aan één kant uit tot een scherpe punt. Aan de zijkanten verschenen twee langgerekte, rafelige uitlopers. Vrees, opluchting. Beide emoties streden om als eerste een reactie uit te lokken. Vrees ging onvermijdelijk gepaard bij elke aanroeping, het was de adem van de meester, zijn aankondiging, een eerste en laatste waarschuwing. Toby knikte.‘Krijg ik uw toestemming?’ Hij vroeg het zacht, ingetogen.De schedel sprak, grauwend, schurend, uiterst traag, op hetere lucht gedragen dan Satan kon uitademen: ‘Hij heeft mijn belangstelling, Toby. Ik wil eerst weten wie zijn slachtoffers zijn. Hoe hij ze uitzoekt.’ Een onmenselijke kreun klonk uit de verschrompelde mond, waarna het hoofd moeizamer vervolgde: ‘Er is een rechercheur. Maryot. Bij deze agent vind je antwoorden.’ Na de suggestie sloten de verdroogde lippen, om voorgoed gesloten te blijven.De naam verraste Toby. Hij bedankte de meester en kwam uit zijn stoel. Het medium, resten van een onbeschrijflijke smerigheid, flikkerde hij de afvalbak in.Op het plafond was de vochtige plek een vochtige plek, niets anders. Dit medium had zijn waarde verloren.Zoals gewoonlijk wanneer er een taak naar behoren was uitgevoerd tintelde de moedervlek op zijn arm. Tevreden trok hij de sprei op zijn bed weg en sloot de gordijnen. Een sprankje van een plan lag al in zijn gedachten. Een plan dat lef vereiste. Het slagen daarvan zou de waardering van de meester in belangrijke matelaten toenemen, en diens bereidheid om te belonen.Met de laatste gedachte vooraan in zijn geheugen ging hij liggen en sloeg hij de dekens over zich heen. Hij drukte zijn hoofd in het kussen, gaf zich over aan de vermoeidheid, zorgeloos, vol verwachting. ** De grote wijzer van de klok boven de balie sloeg hoorbaar de seconden weg. Na elke verlopen minuut klonk er een iets hardere tik. Het irritante geluid van de wijzer verergerde de geprikkeldheid die de recente slachtpartij veroorzaakte. Suzankeek gefrustreerd op van haar bureau. De deur naar haar kantoor stond halfopen. Prescott stond achter de balie, met zijn rug naar haar toe, bladerend in een map. De hal was verder leeg. Zelfs de bankjes waren vrij.Suzan liet haar blik een oogwenk op de klok vallen. Kwart over zes. Gewoonlijk bezetten ruziënde hoeren en aan roodomrande wonden pulkende junks alle zittingen rond dit tijdstip. Ze staarde enkele seconden naar de meubelstukken zonder ze echt te bekijken. De lege banken waren een dubieus voordeel van de recente gebeurtenissen. Veruit de meeste hoeren, junks en zwaardere misdadigers hielden zich koest, verstopten zich, uit angst voor een ander dan voor haar en haar collega’s. De leegheid en stilte hielpen in dit geval daarom allerminst haar humeur te verbeteren. Aan niks denken evenmin.Vertwijfeld boog ze zich terug over de polaroidfoto’s van de nieuwe slachtoffers en het dossier van de moordenaar die Central Park onveilig maakte. Ze schoof losse velletjes met aantekeningen naast de afbeeldingen, beroepsmatig en afstandelijk. Bij het aanraken van de foto met het dode kind stelde ze verrast vast dat haar vingers trilden. Het was een aangename ontdekking. Onrecht raakte haar dus nog steeds. Haar gevoelens waren niet bot en murw geworden dankzij de overdosis ellende die ze heel haar carrière te verduren had gekregen.Ze legde de foto onderaan de stapel, onderzocht de overige. Bloed en fletse blikken op grijze gezichten. Nul getuigen, een overvloed aan sporen. Het waren de enige overeenkomsten tussen de hemelsbreed van elkaar afwijkende zaken. Een bewezen theorie, psychopaten waren over het algemeen trotse monsters, fier op hun eigen modus operandi. Zelden weken ze ervan af.Naast deze kennis was het overige dat ze van beide gevallen wist opvallend tegengesteld en curieus. Zoals de slachtoffers en hun achtergronden. De doden in Central Park kwamen uit de meest verderfelijke onderlaag van de samenleving. Pooiers, drugshandelaars, verkrachters, andere moordenaars. Daarentegen hadhet gezin niks met criminaliteit te maken. Integendeel, de ouders stonden bekend om hun inzet voor de maatschappij. Keurige en voorbeeldige burgers.Andere opmerkelijke verschillen typeerden de moorden. De moordenaars, verkrachters, uiteengereten, zonder uitzonderingen in stukken gehakt. De voorbeeldige burgers en hun dochter, de man een ingeslagen schedel, het meisje en de moeder slechts opengesneden kelen. En de emoties van de daders tijdens het plegen van hun misdaden. Onmiskenbare ongebreidelde woede en haat bij het monster in Central Park, kraakheldere, emotieloze koelbloedigheid, effectief dodelijk, bij het gezin. Alleen op het dode lichaam van de vader scheen de moordenaareen korte woedeuitbarsting te hebben losgelaten.Waarom had deze gek zijn kleding achtergelaten? Onbegrijpelijk, met slechts één zekerheid. De slager deed het expres, wat hem even mysterieus maakte als de slager in Central Park en zijn voorliefde voor het verminken van dode harten. Vrijwel onmogelijk op een bevattelijke manier te profi leren. Wat ze het liefst wilde verdrukken, hoewel de tekenen aan de wand zeurden dat ontkennen zinloos was, gevaarlijk zelfs; beide daders gingen door met moorden tot iemand ze stopte of als ze er zelf genoeg van kregen, waar niks op duidde. Ze vloekte zacht, voor de onschuldigen. Het was een verschrikkelijke waarheid voor deze inwoners van Manhattan, twee ijverige, volhardende seriemoordenaars in hun stad.De klok in de hal leek beschuldigend te tikken. Voorbijgaande tijd, verloren tijd, ongeduldige tijd, voorbijgaande tijd, verloren tijd, ongeduldige tijd, voorbijgaande tijd, verloren ... Ze smeet de deur dicht. Erachter fluisterden de seconden nijdig verder. Voorbijgaande tijd, verloren tijd, ongeduldige tijd. Suzan zuchtte. Hier, thuis, de tijd vervloog overal. Alle klokken zouden haar op haar verantwoordelijkheid en de tijdnood wijzen.Gelaten schakelde ze haar computer uit. Hier zijn, thuis zijn. Thuis was voor haar een vreemde plek, bleef een vreemde plek. Hoe vaak Bill haar ook adviseerde dat ze het er wel gezellig moest maken, wilde ze zich er thuis voelen. Ze zag het al cynisch voor zich, prullaria, prutsmeubels, sfeerverlichting, in een huis waar niemand anders dan zij van de gezelligheid kon proeven.Natuurlijk had Bill gelijk. Op dit kantoor was alles allesbehalve gezellig. Dit kantoor belichaamde het geweld dat zij kil en zakelijk hoorde te bestrijden, wat op haar afgaf. Dat zei ook haar spiegelbeeldtegen haar. Het keek haar onzeker aan, weerspiegeld in het grijs van het computerscherm. Wallen, vermoeidheidsrimpels, zorgenrimpels, te veel en te vroeg voor vrouwen van redelijk ver over de dertig.Ze wendde haar gezicht af, borg de dossiers op en sloot de lades van het bureau. De sleutelbos stopte ze in een zak van haar jas.Voordat ze deur opende paste ze haar gezichtsuitdrukking aan, zodat Prescott bezorgde vragen achterwege liet.‘Ik ben naar huis, Prescott .’ Ze sloot de deur.Prescott knikte, zonder van een stapel paperassen voor zijn neus op te kijken, zacht mopperend op de papierrommel en zijn pensioengerechtigde ogen. Zijn bril lag naast hem.‘Bel me als er iets gebeurt wat van belang kan zijn voor mijn zaak.’‘Oké, mevrouw,’ zei hij.Suzan sloeg haar das om en knoopte haar jas goed dicht. Bij het opentrekken van de deur naar buiten waaide een snerpende wind haar tegemoet. Enkele meegevoerde herfstbladeren raakten haar gezicht, een jongeman die zojuist naar binnen ging raakte haar schouder.Blonde lokken hingen slordig over zijn voorhoofd en bedektengedeeltelijk zijn gezicht.‘Sorry, mevrouw, ik zag u niet. De bladeren.’ Een moment sloeg hij zijn ogen naar haar op. Donkere ogen, ze verdrongen de aandacht voor zijn gezicht. Hij had een fluwelen stem waarin een zweem verlegenheid huisde.‘Het is niks.’ Ze betrapte zich erop dat ze het hem zo zwoel mogelijk vergaf, wat haar verlegenheid aanzwengelde.Ze liet de deur achter de bezoeker dichtvallen en haalde haar autosleutel tevoorschijn. Ze drukte, aan de overkant van de straat bliepte haar auto. De fikse wind herinnerde haar eraan het voertuig de volgende dag weer in de parkeergaragete parkeren. Snel stak ze over, opende net zo haastig het portier en stapte in.Ze klikte haar veiligheidsgordel vast. In de auto had de nacht de tijd gekregen om zijn kilte achter te laten. Ze liet de bovenste vier knopen van haar jas gesloten, startte de motor. Langzaam reed ze de straat op. De ringtone van haar mobiel rukte haar uit de aandacht voor het verkeer. Driftig verwierp ze haar voorbeeldfunctie en nam het gesprek aan. Prescott vroeg overbodig of hij met haar sprak. ‘Wat is er, Prescott ?’ Ze remde, parkeerde een paar meter verderop aan de overkant.‘Mevrouw, het spijt me. U vroeg me u te bellen als het van belang is.’ Hij zweeg een paar tellen. ‘Er zit hier een knul die zegt het monster te kennen.’‘Denk je echt dat hij iets weet? Straks is het weer zo’n idioot met psychische klachten en een tekort aan aandacht. En ik ben moe, Prescott .’‘Deze gast weet van de achtergelaten kleding op de plaats delict van gisteren, mevrouw. Hij wil met u praten.’Prescott klonk overtuigend. Suzan stapte uit. De wind sloeg verkillend onder haar jas.Prescott stond haar buiten op te wachten.‘U botste tegen hem op, mevrouw.’ Hij ging haar voor naarhaar kantoor. ‘Het is een rare, al ziet hij er normaal uit.’Suzan gooide haar jas op de balie. ‘En jij laat hem alleen?’ Ze schudde haar hoofd.Prescott stamelde wat onverstaanbare woorden. Suzan hief een hand op om de man tot zwijgen te brengen.‘Doe de deur open.’Prescott deed wat ze vroeg.Van waar ze stond, zag ze de blonde haren en de rug van de jongeman. Hij was gaan zitten, bleef voor zich uit kijken.‘Een goedenavond, mijnheer.’De kerel weigerde een begroeting of haar aan te kijken.Afwachtend liep Suzan om de tafel heen.Hij keek naar het bureaublad, blonde haren iets droger, nog steeds in strengen over de bovenste helft van zijn gezicht.‘Mag ik me voorstellen?’ Ze reikte hem opzichtig haar rechterhand. ‘Rechercheur Maryot. U wilde me spreken?’Eindelijk keek hij op.Opnieuw betoverden zijn bruine ogen, verleidden haar.De bezoeker bleef koppig zwijgen. Hij had een knap gezicht, hoewel nogal bleek.Zijn ogen dwaalden naar beneden. Ze bleven te lang bij haar borsten plakken om als onschuldige, vluchtige blik te kunnen beschouwen. Nogmaals verwonderde ze zich over zichzelf; zijn reactie, goedkeuring of minachting, bleek ze belangrijker te vinden dan hem met een bitse opmerking terecht te wijzen. Moeizaam bedwong ze de onverklaarbare behoefte om door deze man aantrekkelijk gevonden te worden en rechtte haar rug, zette haar handen in haar zij. ‘Wie bent u?’Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik verwachtte een man aan te treffen.’Het fluweel in zijn stem was veranderd, verruwd. Jute, prikkende jute. Verzinner van verbeelding De pen is zijn penseel, zijn streken bestaan uit woorden. Fantasie is zijn pallet. Hij kleurt met onzichtbare tinten en vormt beelden uit niets, en geuren, smaken. Hij laat onhoorbare geluiden horen, maakt zinnen voelbaar hoewel uw vingers slechts het canvas ombladeren. Uw geest vult hij met illusies, hij toont uitzichten op andere werelden, werkelijkheden, what ifs. Hij verbreedt zijn horizon om die van u met emoties te verrijken.Schrijven is scheppen, zijn lust en leven, die hij zielsgraag met u deelt.Zijn naam is Terrence Lauerhohn, hij is een verzinner van verbeelding. * (Ergens tijdens de tweede helft van 2019 presenteert hij zijn eerste misdaadroman: Blauwe bonen, Ambilicious LLP –uitg.)
Magische boeken van eigen bodem! Zin in boekige events? Volg ons op Het Schrijverscollectief hetschrijverscollectiefbenl Organiseer je zelf een boekig event? Mail ons: het_schrijverscollectief@outlook.com
Leesfragmenten van Het Schrijverscollectief
« Vlaamse fantasy, een fantasie? Tentoonstelling eindwerken SPECIALISATIE »